Parameterbeschrijving
22-26 Drogepompfunctie
Selecteer de gewenste actie voor de pomp in geval van
drooglopen.
Option:
[0]
Uit
*
3
3
[1]
Waarsch.
214
®
VLT
AQUA Drive FC 202
Functie:
LET OP
Om droogloopdetectie te
gebruiken:
1.
Schakel Detectie laag
verm. in
parameter 22-21 Detectie
laag verm. in.
2.
Activeer Detectie laag
verm. via parame-
tergroep 22-3*
Verm.aanp. geen flow of
parameter 22-20 Laag
verm. autosetup.
LET OP
Stel
parameter 14-20 Resetmodus
niet in op [13] Onbegr. aut.
reset wanneer
parameter 22-26 Drogepomp-
functie is ingesteld op [2]
Alarm. In dat geval blijft de
frequentieregelaar namelijk
schakelen tussen actief draaien
en stoppen wanneer een
situatie met een droge pomp
wordt gedetecteerd.
LET OP
Voor frequentieregelaars met
een constante-snelheids-
bypass.
Als een automatische bypass-
functie de bypass activeert
wanneer de frequentieregelaar
in een alarmtoestand blijft
hangen, moet u de automa-
tische bypassfunctie
uitschakelen als [2] Alarm of
[3] Handm. reset alarm is
geselecteerd als de
drogepompfunctie.
De frequentieregelaar blijft actief,
maar genereert wel een
waarschuwing wegens een droge
pomp (waarschuwing 93, Droge
pomp). Via een digitale uitgang van
de frequentieregelaar of via seriële
Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden.
22-26 Drogepompfunctie
Selecteer de gewenste actie voor de pomp in geval van
drooglopen.
Option:
Functie:
communicatie kan een
waarschuwing worden doorgegeven
aan andere apparatuur.
[2]
Trip
De frequentieregelaar stopt en
genereert een alarm wegens een
droge pomp (alarm 93, Droge
pomp). Via een digitale uitgang van
de frequentieregelaar of via seriële
communicatie kan een alarm
worden doorgegeven aan andere
apparatuur.
[3]
Handm. reset
De frequentieregelaar stopt en
alarm
genereert een alarm wegens een
droge pomp (alarm 93, Droge
pomp). Via een digitale uitgang van
de frequentieregelaar of via seriële
communicatie kan een alarm
worden doorgegeven aan andere
apparatuur.
[4]
Stop and Trip
22-27 Drogepompvertr.
Range:
Functie:
10 s
[0 - 600 s]
Bepaalt hoelang de drogepomp-
*
conditie actief moet zijn voordat
een waarschuwing of alarm wordt
gegenereerd.
De frequentieregelaar wacht totdat
de vertragingstijd voor geen flow
(parameter 22-24 Vertr. geen flow) is
verstreken voordat de vertra-
gingstijd voor een droge pomp
ingaat.
22-28 Lage snelh. bij gn flow [tpm]
Range:
Functie:
Size
[ 0 - par. 4-13
Dient om het toerental in te stellen
related
RPM]
waarbij Lage snelh. bij gn flow
*
moet worden gedetecteerd.
Deze parameter kan worden
gebruikt wanneer het te detecteren
lage toerental afwijkt van het
minimale toerental.
MG20OB10