Parameterbeschrijving
20-22 Setpoint 2
Range:
Functie:
LET OP
De setpointreferentie die hier
wordt ingevoerd, wordt
opgeteld bij alle andere
referenties die zijn
ingeschakeld (zie parame-
tergroep 3-1* Referenties).
20-23 Setpoint 3
Range:
Functie:
0
[-999999.999
Setpoint 3 wordt bij een regeling
ProcessCtrl
- 999999.999
met terugkoppeling gebruikt om
Unit
ProcessCtrlUnit
een setpointreferentie voor de PID-
*
]
regelaar in te stellen. Zie de
beschrijving van
parameter 20-20 Terugkopp.functie.
LET OP
Als de minimum- en
maximumreferentie wordt
gewijzigd, kan een nieuwe
automatische fijnafstelling van
de PID-regelaar nodig zijn.
LET OP
De setpointreferentie die hier
wordt ingevoerd, wordt
opgeteld bij alle andere
referenties die zijn
ingeschakeld (zie parame-
tergroep 3-1* Referenties).
20-60 Eenh. sensorless
Option:
Functie:
[20]
l/s
[23]
m³/s
[24]
m³/min
[25]
m3/u.
[71]
bar
[73]
kPa
[74]
m WG
[75]
mm Hg
[120]
GPM
[121]
gal/s
[122]
gal/min
[123]
gal/u.
[124]
CFM
[125]
ft3/s
[126]
ft3/min
[170]
psi
[171]
lb/in²
MG20OB10
Programmeerhandleiding
20-60 Eenh. sensorless
Option:
[172]
[173]
[174]
20-69 Sensorless informatie
Array [8]
Range:
0
*
3.17.3 20-7* PID autotuning
PID autotuning
De regelaar voor een regeling met terugkoppeling van de
frequentieregelaar (parametergroep 20-** Omvormer met
terugkoppeling) kan automatisch worden afgesteld, wat de
inbedrijfstelling sneller en eenvoudiger maakt, terwijl een
nauwkeurige afstelling van de regeling is gewaarborgd.
Om gebruik te maken van autotuning moet de frequentie-
regelaar via parameter 1-00 Configuratiemodus worden
ingesteld op een regeling met terugkoppeling.
Om tijdens het autotuningproces te kunnen reageren op
meldingen, moet een grafisch lokaal bedieningspaneel
(GLCP) worden gebruikt.
Als parameter 20-79 PID autotuning op PID of SPC wordt
ingesteld, wordt de frequentieregelaar in de autotu-
ningmodus gezet. Het LCP toont vervolgens instructies op
het scherm.
Start de ventilator/pomp door op [Auto On] te drukken en
een startsignaal toe te passen. De standaard parameterin-
stellingen zorgen ervoor dat het setpoint uiteindelijk wordt
bereikt. Voor PID autotuning is het mogelijk om het
toerental met behulp van [
stellen op een niveau waarbij de terugkoppeling ongeveer
gelijk is aan het setpoint van het systeem.
VOORZICHTIG
Als de terugkoppeling de voor de autotuningprocedure
gespecificeerde limieten (2073 en 2074) overschrijdt,
wordt de autotuning genegeerd. De limieten dienen
tevens om de toepassing tijdens het uitvoeren van een
autotuningprocedure te beschermen.
LET OP
Wanneer het motortoerental handmatig wordt
aangepast, is het niet mogelijk om de motor op het
minimale of maximale toerental te laten draaien,
aangezien het motortoerental tijdens het autotuning-
proces moet kunnen worden verhoogd of verlaagd.
Autotuning werkt op basis van stapsgewijze wijzigingen bij
een werking in stabiele toestand, waarbij de terugkop-
Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden.
Functie:
in wg
ft WG
in Hg
Functie:
[0 - 25 ]
▲
▼
] en [
] handmatig in te
3
3
195