actieve parkeerassistent alleen gebruiken op een
vlakke, stroeve ondergrond.
De actieve parkeerassistent in onder andere de
volgende situaties niet gebruiken:
Bij extreme weersomstandigheden, bijvoor‐
R
beeld ijs, sneeuw of bij zware regenval
Bij het transport van ladingen die voorbij de
R
auto uitsteken
Bij steile hellingen van meer dan circa 15 %
R
Als sneeuwkettingen zijn gemonteerd
R
Bij een aangekoppelde aanhangwagen of
R
fietsdrager
Direct na een bandenwissel of als vervan‐
R
gende banden zijn gemonteerd
Bij een te lage of te hoge bandenspanning
R
Bij een vervorming van het onderstel, bijvoor‐
R
beeld na rijden tegen een stoeprand
De actieve parkeerassistent kan mogelijk ook
parkeerplekken weergeven die niet voor parke‐
ren geschikt zijn, bijvoorbeeld:
Parkeerplekken waar parkeren niet is toege‐
R
staan
Parkeerplekken op een ongeschikte onder‐
R
grond
Met de actieve parkeerassistent inparkeren
De toets
1
indrukken.
#
Rijden en parkeren 235
Het mediadisplay toont het aanzicht van de
actieve parkeerassistent. In het gebied
den de gevonden parkeerplekken
van de auto
3
weergegeven.
%
De op het mediadisplay weergegeven baan
van de auto
3
kan van de werkelijke baan
afwijken.
Wanneer een parkeerplek wordt weergege‐
#
ven: De auto tot stilstand brengen.
De gewenste parkeerplek
4
#
bevestigen.
2
wor‐
4
en de baan
selecteren en