228 Rijden en parkeren
Systeemgrenzen
De achteruitrijcamera werkt in onder andere de
volgende situaties slechts beperkt of helemaal
niet:
Het kofferdeksel is geopend.
R
Het regent hard, het sneeuwt of het is mistig.
R
De lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor‐
R
beeld 's nachts.
Camera's of onderdelen van de auto, waarin
R
de camera's zijn ingebouwd, zijn beschadigd,
verontreinigd of afgedekt. Informatie over de
sensoren en camera's van de auto
(
pagina 193) in acht nemen.
/
%
In deze situaties de achteruitrijcamera niet
gebruiken. Anders kunt u anderen bij het
parkeren verwonden of in botsing komen
met voorwerpen.
Bij zwaar beladen auto's kunnen bij het verlaten
van de standaardhoogte om technische redenen
onnauwkeurigheden bij de hulplijnen en in de
weergave van de berekende afbeeldingen optre‐
den.
%
Het contrast van het display kan nadelig wor‐
den beïnvloed door invallend zonlicht of
andere lichtbronnen. Wees in dat geval extra
voorzichtig.
%
Het display bij een aanzienlijke beperking
van de bruikbaarheid, bijvoorbeeld als gevolg
van pixelfouten, laten repareren of vervan‐
gen.
Weergave van de achteruitrijcamera oproe‐
pen
De toets
1
indrukken.
#
Het mediadisplay toont het beeld van de ach‐
teruitrijcamera.