234 Rijden en parkeren
De parkeerplek kan vrij worden gekozen. De
inparkeerrichting (vooruit of achteruit) kan,
afhankelijk van de parkeerplek, eveneens vrij
worden gekozen.
Wanneer de actieve parkeerassistent geacti‐
veerd is, worden op basis van de berekende weg
de richtingaanwijzers geactiveerd.
Het in- en het uitparkeren worden ondersteund
door gas geven, remmen, sturen en schakelen.
Auto's met handgeschakelde versnellings‐
bak: De actieve remingreep en het automatisch
schakelen zijn alleen beschikbaar bij auto's met
automatische transmissie. Daarom moet u tij‐
dens het in- en uitparkeren zelf remmen en scha‐
kelen.
De actieve parkeerassistent is slechts een hulp‐
middel. Hij kan uw waarneming van de omgeving
niet vervangen. De bestuurder blijft altijd verant‐
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in-
en uitparkeren. Erop letten dat zich geen perso‐
nen, dieren of voorwerpen in de baan van de
auto bevinden.
De actieve parkeerassistent wordt in de vol‐
gende situaties afgebroken:
De PARKTRONIC-parkeerassistent wordt uit‐
R
geschakeld.
Er wordt gestuurd.
R
De parkeerrem wordt ingeschakeld.
R
Auto's met automatische transmissie: De
R
transmissiestand j inschakelen.
®
Het ESP
regelt.
R
De portieren of het kofferdeksel worden tij‐
R
dens het rijden geopend.
Systeemgrenzen
Objecten die zich boven of onder het registratie‐
gebied van de sensoren bevinden, bijvoorbeeld
uitstekende lading, overhangen of laadplatforms
van vrachtwagens of begrenzingen van parkeer‐
plekken, worden bij het opmeten van de parkeer‐
plek niet herkend. Daarom wordt hiermee ook
geen rekening gehouden bij het berekenen van
de parkeerprocedure. De actieve parkeerassis‐
tent stuurt daarom foutief de parkeerplek in.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door objecten boven of onder het
herkenningsgebied van de actieve par‐
keerassistent
Als zich objecten boven of onder het herken‐
ningsgebied bevinden, kunnen de volgende
situaties optreden:
De actieve parkeerassistent kan te vroeg
R
insturen.
De auto stopt niet voor deze objecten.
R
Daardoor kunt u een aanrijding veroorzaken.
De actieve parkeerassistent in deze
#
situaties niet gebruiken.
Extreme weersomstandigheden, bijvoorbeeld
sneeuw of zware regenval, kunnen ertoe leiden
dat de afmetingen van de parkeerplek niet nauw‐
keurig kunnen worden bepaald. Parkeerplekken
vóór geparkeerde aanhangwagens, waarvan de
aanhangwagendissel over de rand van de par‐
keerplek steekt, worden mogelijkerwijs niet als
parkeerplek herkend of niet correct gemeten. De