232 Rijden en parkeren
Systeemgrenzen
De 360°-camera werkt in onder andere de vol‐
gende situaties slechts beperkt of helemaal niet:
De portieren zijn geopend.
R
De buitenspiegels zijn ingeklapt.
R
Het kofferdeksel is geopend.
R
Het regent hard, het sneeuwt of het is mistig.
R
De lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor‐
R
beeld 's nachts.
Camera's of onderdelen van de auto, waarin
R
de camera's zijn ingebouwd, zijn beschadigd,
verontreinigd of afgedekt. Informatie over de
sensoren en camera's van de auto
(
pagina 193) in acht nemen.
/
In deze situaties de 360°-camera niet gebruiken.
Anders kunt u bij het parkeren of manoeuvreren
personen verwonden of in botsing komen met
voorwerpen.
Bij auto's met in hoogte instelbaar onderstel of
bij zwaar beladen auto's kunnen bij het verlaten
van de standaardhoogte om technische redenen
onnauwkeurigheden bij de hulplijnen en bij de
weergave van de berekende beelden optreden.
%
Het contrast van het display kan door plotse‐
ling invallend zonlicht of andere lichtbronnen
nadelig worden beïnvloed, bijvoorbeeld bij
het uitrijden van een garage. Wees in dat
geval extra voorzichtig.
%
Het display bij een aanzienlijke beperking
van de bruikbaarheid, bijvoorbeeld als gevolg
van pixelfouten, laten repareren of vervan‐
gen.
De aanwijzingen voor het reinigen van de 360°-
camera in acht nemen (
pagina 402).
/
Weergave van de 360°-camera met de toets
oproepen
De toets
1
indrukken.
#
Het mediadisplay toont het beeld van de
360°-camera.
In het multimediasysteem de gewenste weer‐
#
gave selecteren.