5
L Dimlicht en grootlicht
6
R Mistachterlicht in- of uitschakelen
Bij activering van het dimlicht wordt het contro‐
lelampje voor het standlicht T gedeactiveerd
en door het controlelampje dimlicht L ver‐
vangen.
De auto altijd overeenkomstig wettelijke
#
regelingen veilig en voldoende verlicht parke‐
ren.
* AANWIJZING Accu-ontlading door stand‐
licht
Als het standlicht gedurende meerdere uren
ingeschakeld blijft, wordt de accu belast.
Indien mogelijk het rechter X of het
#
linker W parkeerlicht inschakelen.
Bij een sterke accu-ontlading wordt het stads- of
parkeerlicht ten gunste van de volgende motor‐
start automatisch uitgeschakeld.
De exterieurverlichting (behalve stads- en par‐
keerlicht) wordt automatisch uitgeschakeld als
de bestuurdersdeur wordt geopend.
De aanwijzingen met betrekking tot de oriën‐
R
tatieverlichting in acht nemen
(
pagina 135).
/
Werking van het automatisch rijlicht
Het standlicht, het dimlicht en het dagrijlicht
worden overeenkomstig de status van het con‐
tact, het draaien van de motor en het omge‐
vingslicht automatisch geschakeld.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door uitgeschakeld dimlicht bij zicht‐
beperkingen
Als de verlichtingsschakelaar in de stand
à staat, schakelt het dimlicht bij mist,
sneeuw en andere zichtbeperkingen zoals
spatwater niet automatisch in.
De verlichtingsschakelaar in dergelijke
#
situaties in de stand L draaien.
Licht en zicht 127
Het automatisch rijlicht is slechts een hulpmid‐
del. De verantwoordelijkheid voor het inschake‐
len van de verlichting ligt altijd bij de bestuurder.
Mistachterlicht in- of uitschakelen
Voorwaarden
De verlichtingsschakelaar bevindt zich in de
R
stand L of Ã.
De toets R indrukken.
#
De landspecifieke regelingen voor gebruik van
het mistachterlicht in acht nemen.
Lichtbundel instellen (auto's met halogeen‐
koplampen)
Met de koplampverstelling wordt de lichtbundel
van de koplampen aan de beladingstoestand van
de auto aangepast.