De toets
1
zo vaak indrukken, tot de gewen‐
#
ste aanjagerstand bereikt is.
Afhankelijk van de aanjagerstand gaan een
tot drie controlelampjes branden. Wanneer
alle controlelampjes gedoofd zijn, is de stoel‐
ventilatie uitgeschakeld.
Stuurwiel
Stuurwiel mechanisch instellen
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door voertuiginstellingen tijdens het
rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ‐
aties de controle over de auto verliezen:
Wanneer tijdens het rijden de bestuur‐
R
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels worden ingesteld.
Wanneer tijdens het rijden de veiligheids‐
R
gordel wordt omgegespt.
Voordat de motor wordt gestart: De
#
bestuurdersstoel, de hoofdsteunen, het
stuurwiel en de spiegels instellen en de
veiligheidsgordel omgespen.
& WAARSCHUWING Inklemgevaar voor
kinderen bij het instellen van het stuur‐
wiel
Wanneer kinderen het stuurwiel instellen,
kunnen ze bekneld raken.
Kinderen nooit zonder toezicht in de
#
auto laten.
Bij het verlaten van de auto altijd de
#
sleutel meenemen en de auto vergren‐
delen.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu‐
tel-sticker.
Stoelen en opbergen 109
Ontgrendelen: De ontgrendelingshendel
#
volledig omlaagklappen.
De hoogte
2
en de afstand
#
wiel instellen.
Vergrendelen: De ontgrendelingshendel
#
volledig omhoogklappen.
Door het stuurwiel te bewegen controleren of
#
de stuurkolom vergrendeld is.
1
3
tot het stuur‐
1