168 Rijden en parkeren
helling de optimale snelheid voor een maximale
brandstofbesparing en recuperatie-energie. Op
het multifunctioneel display verschijnt de mel‐
ding
Voet van het gas
3. De eerste segmenten
vóór de auto kleuren groen. De resterende seg‐
menten blijven in eerste instantie wit. Wanneer
de voet tijdig van het gas wordt genomen, kleu‐
ren de resterende segmenten op het scherm een
voor een groen, tot de weergegeven situatie is
bereikt. De aandrijflijn wordt ingesteld op maxi‐
male brandstofbesparing. De accu wordt door de
recuperatie opgeladen. De recuperatie wordt
aangepast aan het geselecteerde rijprogramma.
Wanneer de situatie is gepasseerd, wordt deze
nog korte tijd weergegeven. Als niet op het ver‐
zoek
Voet van het gas
wordt gereageerd, blijven
de segmenten wit.
Bij de situatie voorligger worden alle segmenten
onmiddellijk groen weergegeven, zodra op het
verzoek
Voet van het gas
wordt gereageerd.
Bij geactiveerde ECO-assistent worden in het rij‐
programma ; op het multifunctioneel display
en op het head-up-display behalve de transmis‐
siestand h ook het symbool
3
symbool
3
weergave niet is geselecteerd.
Wanneer het systeem niet op de komende situ‐
atie reageert, vindt er geen indicatie plaats. Het
systeem is passief.
De ECO-assistent is uitsluitend actief in de rij‐
programma's ; en A.
Systeemgrenzen
De ECO-assistent kan bij actieve routebegelei‐
ding nog nauwkeuriger werken wanneer de route
wordt gehandhaafd. De basisfunctie functioneert
ook zonder actieve routebegeleiding. Niet op alle
verkeerstekens en verkeerssituaties kan worden
geanticipeerd. De kwaliteit is afhankelijk van het
kaartmateriaal.
De ECO-assistent is slechts een hulpmiddel. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk voor de vei‐
lige afstand, de snelheid en het tijdig remmen.
De bestuurder moet altijd klaar zijn om direct te
kunnen remmen, ongeacht of het systeem wel of
niet reageert.
getoond. Dit
verschijnt ook als de assistentie‐
Het systeem kan in de volgende situaties moge‐
lijk niet correct werken of buiten werking zijn:
Bij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvol‐
R
doende verlichting van de weg, bij sterk wis‐
selende schaduwen of door sneeuw, regen,
mist of veel spatwater.
Bij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoet‐
R
komend verkeer, directe zonnestraling of
reflecties.
Bij vervuiling van de voorruit in het gebied
R
van de multifunctionele camera of als de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is.
Als de verkeerstekens slecht herkenbaar zijn,
R
bijvoorbeeld door verontreiniging, afdekking,
sneeuw of onvoldoende verlichting.
Als de informatie op de digitale wegenkaart
R
van het navigatiesysteem onjuist of niet actu‐
eel is.
Bij meerdere wegmarkeringen, bijvoorbeeld
R
verkeerstekens bij wegwerkzaamheden of
aangrenzende rijstroken.