Milieu-aanwijzing
De motor niet bij stilstand laten warmdraaien. Zo mogelijk direct na het starten
van de motor wegrijden. Hierdoor komt de motor sneller op bedrijfstemperatuur
en is de uitstoot aan schadelijke stoffen geringer.
Let op
De motor kan alleen met een correct gecodeerde en originele ŠKODA-sleutel
■
worden gestart.
Na het starten van een koude motor kan er korte tijd meer motorgeluid te ho-
■
ren zijn. Dat is een normaal verschijnsel en geen reden om u zorgen te maken.
Nadat het contact is uitgeschakeld, kan de koelluchtventilator ook bij uitge-
■
schakeld contact nog circa 10 minuten verder draaien.
Als de motor ook bij de tweede startpoging niet aanslaat, kan de zekering van
■
de brandstofpomp resp. van het voorgloeisysteem (dieselmotoren) defect zijn. De
zekering controleren en zo nodig vervangen
dashboard resp. de hulp van een ŠKODA erkend reparateur inroepen.
Wij adviseren om bij het verlaten van de wagen altijd de stuurinrichting te ver-
■
grendelen. Zo wordt een eventuele poging tot diefstal van uw wagen bemoeilijkt.
Stand van het stuurwiel instellen
Afbeelding 93 Verstelbaar stuurwiel: Hendel onder de stuurkolom / veilige
afstand tot het stuurwiel
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 93 en volg deze op.
De stand van het stuurwiel kan in hoogte en in lengterichting worden versteld.
94
Bediening
» pagina
196, Zekeringen in het
›
Eerst de bestuurdersstoel instellen
len.
›
De hendel onder de stuurkolom naar beneden zwenken
›
Het stuurwiel in de gewenste stand (in hoogte en lengterichting) zetten.
›
De hendel tot de aanslag naar boven drukken.
Elektromechanische stuurbekrachtiging
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 93 en volg deze op.
Door de stuurbekrachtiging is voor het sturen minder kracht nodig.
Bij de elektromechanische stuurbekrachtiging wordt de mate van bekrachtiging
automatisch aangepast aan de rijsnelheid en de stuurinslag.
Bij het uitvallen van de stuurbekrachtiging of als de motor niet draait (afslepen),
blijft de wagen volledig bestuurbaar. Voor het sturen moet echter meer kracht
worden uitgeoefend.
Ð
Bij een storing van de stuurbekrachtiging gaat het controlelampje
het instrumentenpaneel
» pagina
branden.
Elektronische wegrijblokkering
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 93 en volg deze op.
In de greep van de sleutel bevindt zich een elektronische chip. Met behulp hier-
van wordt de wegrijblokkering uitgeschakeld als de sleutel in het contactslot
wordt gestoken. Als de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd, wordt de
elektronische wegrijblokkering automatisch geactiveerd.
Als bij het starten een niet toegestane sleutel wordt gebruikt, slaat de motor niet
aan.
Op het informatiedisplay wordt het volgende weergegeven:
Immobilizer active. (Wegrijblokkering actief.)
» pagina
56, Voorstoelen handmatig instel-
» Afbeelding 93
22, Elektromechanische stuurbekrachtiging
- .
Ð
resp.
in
Ð
Ð