Stabiliseringscontrole (ESC)
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 96 en volg deze op.
De ESC is na het starten van de motor automatisch ingeschakeld. Met behulp van
de ESC wordt de controle over de wagen tijdens rijdynamische grenssituaties ver-
groot, bijvoorbeeld bij een plotselinge verandering van rijrichting. Afhankelijk van
de staat van het wegdek wordt het slipgevaar gereduceerd en daarmee de rijst-
abiliteit van de wagen verbeterd.
Op basis van de stuuruitslag en de rijsnelheid wordt de door de bestuurder geko-
zen rijrichting bepaald, die constant met het werkelijke gedrag van de wagen
wordt vergeleken. Bij afwijkingen, bijvoorbeeld bij de neiging tot slippen, remt de
ESC het betreffende wiel automatisch af.
Het ESC-systeem kan niet worden uitgeschakeld. Met de toets
wordt alleen de ASR uitgeschakeld, waarbij het controlelampje
mentenpaneel gaat branden.
Tijdens een ingreep van het systeem knippert het controlelampje
mentenpaneel.
Bij een storing van de ESC brandt in het instrumentenpaneel het ESC-controle-
lampje
» pagina
22.
In de stabiliseringscontrole (ESC) zijn de volgende systemen geïntegreerd:
›
antiblokkeersysteem (ABS),
›
aandrijfslipregeling (ASR),
›
elektronisch sperdifferentieel (EDS en XDS),
›
actieve stuurondersteuning (DSR),
›
remassistent,
›
bergwegrijhulp.
98
Bediening
Afbeelding 96
ESC-systeem: ASR-toets
» Afbeelding 96
in het instru-
in het instru-
Actieve stuurondersteuning (DSR)
Deze functie ondersteunt de bestuurder in kritieke situaties bij het tegensturen
om de wagen te stabiliseren. De actieve stuurondersteuning wordt bijvoorbeeld
geactiveerd bij hard remmen op verschillende soorten wegdek aan de rechter- en
linkerzijde van de wagen.
Remassistent
De remassistent wordt geactiveerd door het zeer snel indrukken van het rempe-
daal (bijvoorbeeld in gevaarlijke situaties). Hij versterkt de remkracht en helpt de
remweg te verkorten. Om de kortst mogelijke remweg te bereiken, moet het rem-
pedaal krachtig ingedrukt blijven tot de wagen tot stilstand is gekomen.
Het ABS wordt bij het ingrijpen van de remassistent sneller en effectiever geacti-
veerd.
Na het loslaten van het rempedaal wordt de werking van de remassistent auto-
matisch uitgeschakeld.
Bergwegrijhulp
De bergwegrijhulp vergemakkelijkt het wegrijden op hellingen. Het systeem
houdt de door de bediening van het rempedaal gegenereerde remdruk nog circa
twee seconden na het loslaten van het rempedaal vast. De bestuurder kan dus de
voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen en op de helling wegrij-
den, zonder de handrem te hoeven bedienen. De remdruk daalt geleidelijk, hoe
meer gas er wordt gegeven. Als de wagen niet binnen twee seconden wegrijdt,
begint deze terug te rollen.
De bergwegrijhulp is actief vanaf een helling van 5% als het bestuurdersportier
gesloten is. Dit systeem is alleen actief bij het vooruit of achteruit wegrijden op
een helling. Het werkt niet bij het bergaf rijden.
Antiblokkeersysteem (ABS)
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 96 en volg deze op.
Het ABS voorkomt dat de wielen blokkeren bij het remmen. Daardoor onder-
steunt het systeem de bestuurder bij het behouden van de controle over de wa-
gen.
Een ABS-ingreep is duidelijk merkbaar aan de pulserende bewegingen van het
rempedaal, die gepaard gaan met geluid.
Ð
£