Als de lichtschakelaar in stand staat, brandt bij ingeschakeld contact symbool
naast de lichtschakelaar. Wanneer het dimlicht is geactiveerd met de licht-
sensor, brandt naast de lichtschakelaar ook het symbool .
Als de verlichting automatisch wordt ingeschakeld, branden gelijktijdig het stads-
en dimlicht alsmede de kentekenplaatverlichting.
Als de automatische aansturing rijverlichting is ingeschakeld, wordt de verlichting
geregeld met de lichtsensor in de steun van de achteruitkijkspiegel. Als de lichtin-
tensiteit onder de ingestelde waarde daalt, bijvoorbeeld bij het overdag inrijden
van een tunnel, gaan automatisch het stads- en dimlicht alsmede de kenteken-
plaatverlichting branden. Als de lichtintensiteit weer stijgt, schakelt de verlichting
automatisch weer uit.
Regenverlichting
Wanneer de ruitenwissers langer dan 10 seconden in de stand regensensor of ge-
durende meer dan 15 seconden in de stand continuwissen (stand 2 of 3)
49, Ruitenwissers en -sproeiers bedienen zijn ingeschakeld, wordt automatisch
het stads- en dimlicht ingeschakeld. De verlichting wordt automatisch uitgescha-
keld, als de ruitenwissers langer dan 4 minuten niet in de stand regensensor of
continuwissen worden ingeschakeld.
Let op
Geen stickers voor de lichtsensor plakken, zodat de werking van de lichtsensor
niet wordt beïnvloed of geblokkeerd.
Bochtenverlichting
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 39 en volg deze op.
De bochtenverlichting dient voor het verlichten van bochten door het meedraaien
van de lichtbundel van de koplampen met xenonverlichting. Deze functie wordt
geactiveerd bij een snelheid van meer dan 10 km/h.
Het meedraaien van de koplampen kan via menupunt Assistants (Hulpsyst.) in
het hoofdmenu van het informatiedisplay worden uit- of ingeschakeld
15.
ATTENTIE
Als de bochtenverlichting defect is, worden de koplampen automatisch in een
noodpositie gezet, die het eventueel verblinden van tegenliggers verhindert.
Hierdoor wordt het verlichte gedeelte van de rijbaan kleiner. Voorzichtig rijden
en direct naar een ŠKODA erkend reparateur rijden.
Parkeerlicht
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 39 en volg deze op.
Parkeerlicht
›
Het contact uitschakelen.
» pagina
›
De knipperlichthendel
neden drukken - het stadslicht aan de rechter-, resp. linkerzijde van de wagen
wordt ingeschakeld.
Parkeerlicht aan beide zijden
›
De lichtschakelaar draaien en de wagen vergrendelen.
Let op
Ð
Het parkeerlicht kan alleen worden ingeschakeld bij uitgeschakeld contact.
■
Wanneer het rechter- of linkerknipperlicht is ingeschakeld en het contact wordt
■
uitgeschakeld, wordt het parkeerlicht niet automatisch ingeschakeld.
COMING HOME/LEAVING HOME-functie
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 39 en volg deze op.
De functie schakelt bij duisternis kortstondig de verlichting in na het verlaten van
de wagen resp. bij het naderen van de wagen.
» pagina
COMING HOME-functie inschakelen
›
De lichtschakelaar staat in de stand automatische aansturing rijverlichting .
›
Het contact uitschakelen.
›
Na het openen van het bestuurdersportier wordt de verlichting ingeschakeld.
» Afbeelding 28
op pagina 45 naar boven, resp. naar be-
Ð
Ð
£
41
Licht en zicht