het hele frequentiebereik dat op de transducer beschikbaar is
afloopt bij iedere ping.
• Gemiddelde CHIRP — CHIRP-modus (bijv. 85 tot 135
kHz) — er is geen fijne afstemming nodig omdat de
CHIRP-sonarmodule het hele frequentiebereik dat op de
transducer beschikbaar is afloopt bij iedere ping.
• Hoge CHIRP — CHIRP-modus (bijv. 130 tot 210 kHz) — er is
geen fijne afstemming nodig omdat de CHIRP-sonarmodule
het hele frequentiebereik dat op de transducer beschikbaar is
afloopt bij iedere ping.
Wanneer de CHIRP-sonarmodule is ingesteld op een
non-CHIRP-modus, kan de frequentie waarop de transducer
zendt fijn worden afgestemd.
De onderstaande grafiek laat de fijne afstemming zien van een
CHIRP-breedband-sonarfrequentie (tussen —50% en +50%).
-50%
1
2
1. Afstembereik
2. Transducerkarakteristieken
3. Bedrijfsfrequentie (midden)
De sonarfrequentie fijn afstemmen
Wanneer aangesloten op een traditionele of legacy
sonarmodule of bij gebruik van een CHIRP-sonarmodule
in non-CHIRP-modus, kan de zendfrequentie fijn worden
afgestemd.
Doe het volgende in de Fishfinder-toepassing:
1. Zorg ervoor dat de kanaalfrequentie die u fijn wilt afstemmen
wordt weergegeven in het actieve Fishfinder-venster.
2. Selecteer Menu.
3. Selecteer Instellingen.
4. Selecteer Instellen echolood.
5. Selecteer Afstemmen frequentie.
De frequentieregelaar wordt weergegeven.
6. Stel de frequentie bij totdat optimale resultaten worden
bereikt.
210
+50%
D12575-2
a Series / c Series / e Series