4. Selecteer OK om de instelling te bevestigen en de numerieke
regelaar te sluiten.
Vermogensmodus
De Vermogensmodus regelt het vermogensniveau van de
transducer. De Vermogensmodus kan worden ingesteld op
automatisch, of handmatig worden afgesteld tussen 0% en
100%. De Vermogensmodus is alleen beschikbaar op CHIRP-,
traditionele en legacy sonarmodules.
• Automatisch — dit is de standaard instelling. Wanneer
Automatisch is geselecteerd, bepaalt de sonarmodule
automatisch de optimale instelling op basis van de huidige
diepte, snelheid en (zeebodem-) signaalsterkte.
• Handmatig — u kunt het vermogensniveau instellen in
stappen van 1%. Normaal gesproken worden lagere
vermogensniveaus gebruikt voor dieptes van minder dan 2,4
m (8 ft.) en hogere vermogensniveaus voor dieptes van meer
dan 3,7 m (12 ft.).
Het vermogensniveau van de transducer aanpassen
Doe het volgende in het Fishfinder-toepassingsmenu:
1. Selecteer Gevoeligheidsinstellingen.
2. Selecteer Vermogensmodus.
De schuifbalkregelaar voor Vermogensmodus wordt
weergegeven.
3. Pas de schuifregelaar aan naar de gewenste instelling, of
4. Selecteer Automatisch om de vermogensmodus op
automatisch in te stellen.
208
17.15 Fishfinder-alarmmeldingen
De volgende Fishfinder-alarmmeldingen kunnen worden
ingesteld wanneer er een dieptegegevensbron beschikbaar is.
• Vis — alarm is hoorbaar wanneer een object voldoet aan
het gespecificeerde gevoeligheidsniveau en zich binnen de
dieptelimiet bevindt (wanneer ingeschakeld).
• Fishfinder diep — alarm is hoorbaar wanneer de
gedetecteerde diepte hoger is dan de dieptelimiet.
• Fishfinder ondiep — alarm is hoorbaar wanneer de
gedetecteerde diepte lager is dan de ondieptelimiet.
Visalarmmeldingen instellen
Doe het volgende in het Alarmmeldingenmenu home-venster >
Instellingen > Alarmmeldingen:
1. Selecteer Vis.
Het Visalarmmeldingenmenu wordt weergegeven.
2. Selecteer Vis zodat Aan is gemarkeerd.
3. Selecteer Visgevoeligheid.
De numerieke regelaar voor het aanpassen van de
visgevoeligheid wordt weergegeven.
4. Stel de visgevoeligheid in op de gewenste waarde.
Hoe hoger de gevoeligheid van het visalarm, hoe groter het
aantal objectbeelddiepten dat wordt weergegeven.
5. Selecteer Visdieptelimieten zodat Aan is gemarkeerd.
De limietinstellingen voor visondiepte en visdiepte worden
geactiveerd in het menu.
6. Selecteer Ondieptevislimiet.
De numerieke regelaar voor het aanpassen van de
ondieptevislimiet wordt weergegeven.
7. Stel de waarde in op de gewenste instelling.
8. Selecteer OK om de nieuwe waarde te bevestigen en de
numerieke regelaar te sluiten.
9. Selecteer Dieptevislimiet.
De numerieke regelaar voor het aanpassen van de
dieptevislimiet wordt weergegeven.
10. Stel de waarde in op de gewenste instelling.
11. Selecteer OK om de nieuwe waarde te bevestigen en de
numerieke regelaar te sluiten.
Het Fishfinder-diepte-alarm selecteren
Doe het volgende in het Alarmmeldingenmenu home-venster >
Instellingen > Alarmmeldingen:
1. Selecteer Fishfinder diep.
2. Selecteer Diep zodat Aan is gemarkeerd.
Wanneer u Diep selecteert wordt geschakeld tussen Aan
en Uit.
3. Selecteer Dieptelimiet.
De numerieke regelaar voor het aanpassen van de
dieptelimiet wordt weergegeven.
4. Stel de instelling in op de gewenste waarde.
5. Selecteer OK om de nieuwe waarde te bevestigen en de
numerieke regelaar te sluiten.
Opmerking: De dieptelimiet kan niet lager worden ingesteld
dan de ondieptelimiet.
Het Fishfinder-ondiepte-alarm selecteren
Doe het volgende in het Alarmmeldingenmenu home-venster >
Instellingen > Alarmmeldingen:
1. Selecteer Fishfinder ondiep.
2. Selecteer Ondiep zodat Aan is gemarkeerd.
Wanneer u Ondiep selecteert wordt geschakeld tussen Aan
en Uit.
3. Selecteer Ondieptelimiet.
De numerieke regelaar voor het aanpassen van de
ondieptelimiet wordt weergegeven.
4. Stel de instelling in op de gewenste waarde.
5. Selecteer OK om de nieuwe waarde te bevestigen en de
numerieke regelaar te sluiten.
a Series / c Series / e Series