De helderheid van het display aanpassen
1. Druk één keer op de AAN/UIT-knop.
Het menu met snelkoppelingen wordt weergegeven.
2. Stel de helderheid in op het gewenste niveau met behulp
van de Draaiknop.
Opmerking: Het helderheidniveau kan ook worden verhoogd
door meerdere keren op de Aan/Uit-knop te drukken.
De minimale veilige diepte van het schip
instellen
Doe het volgende wanneer u in het Home-venster bent:
1. Selecteer Aanpassen.
2. Selecteer Scheepsgegevens.
3. Selecteer Min. veilige diepte.
4. Pas de instelling aan.
Opmerking: De eenheden voor de diepte zijn gebaseerde
op de eenheden die zijn gespecificeerd in het menu
Home-venster > Aanpassen > Eenheidsinstellingen >
Diepte-eenheden.
Instellen van voorkeuren voor datum en tijd.
Doe het volgende wanneer u in het Home-venster bent:
1. Selecteer Aanpassen.
2. Selecteer Instellingen tijd en datum.
3. Gebruik het menu Datumformaat, Tijdformaat en Lokale
tijd: UTC om uw voorkeuren voor tijd en datum in te stellen.
Datamaster
Ieder systeem met meer dan één via een netwerk aangesloten
multifunctioneel display moet een datamaster toegewezen
hebben gekregen.
De datamaster is het display dat fungeert als primaire
gegevensbron voor alle displays, het handelt ook alle externe
informatiebronnen af. De displays kunnen bijvoorbeeld
koersinformatie nodig hebben van de stuurautomaat- en
GPS-systemen, die normaal gesproken wordt ontvangen via een
SeaTalk
ng
- of NMEA-verbinding. De datamaster is het display
waarmee de SeaTalk-, NMEA- en andere gegevensverbindingen
worden gemaakt, het brengt de gegevens vervolgens over naar
het SeaTalk
hs
-netwerk en alle compatibele repeat-displays.
Gegevens die door de datamaster worden gedeeld zijn onder
andere:
• Cartografie
• Routes en waypoints
• Radar
• Sonar
• Gegevens ontvangen van de stuurautomaat, instrumenten, de
motor en andere externe bronnen.
Het kan zijn dat uw systeem is verbonden voor redundantie met
gegevensverbindingen naar repeat-displays. Deze verbindingen
worden echter alleen actief in het geval van een storing en/of
opnieuw toewijzen van een datamaster.
In een stuurautomaatsysteem zonder speciale
stuurautomaatbediening, werkt de datamaster ook als
bediening voor de stuurautomaat.
Het aanwijzen van de datamaster
Voor systemen met 2 of meer displays dient de volgende taak
te worden uitgevoerd op het multifunctionele display dat u wilt
aanwijzen als de datamaster.
Wanneer u in het Home-venster bent:
1. Selecteer Instellingen.
2. Selecteer Onderhoud.
3. Selecteer Datamaster.
4. Selecteer het display dat u wilt aanwijzen als de datamaster.
86
GPS-selectie
U kunt een interne (wanneer beschikbaar) of externe
GPS-ontvanger gebruiken.
• Uw multifunctionele display kan over een interne
GPS-ontvanger beschikken.
• U kunt hem ook aansluiten op een externe GPS-ontvanger
met behulp van SeaTalk
ng
• Wanneer van toepassing gebruikt u het menu
Systeeminstellingen om de interne GPS-ontvanger in of uit
te schakelen.
Het in- of uitschakelen van de interne GPS
Als uw multifunctionele display over een interne GPS beschikt,
dan kan deze met de onderstaande stappen worden in- en
uitgeschakeld.
Doe het volgende wanneer u in het Home-venster bent:
1. Selecteer Instellingen.
2. Selecteer Systeeminstellingen.
3. Om de interne GPS in te schakelen selecteert u Interne GPS
zodat Aan is gemarkeerd.
4. Om de interne GPS uit te schakelen selecteert u Interne
GPS zodat Uit is gemarkeerd.
Simulatormodus
Met de Simulatormodus kunt u oefenen met het werken met uw
display zonder gegevens van een GPS-antenne, radarscanner,
AIS-unit, of Fishfinder.
De simulatormodus wordt aan/uit-geschakeld in het Menu
systeeminstellingen.
Opmerking: Raymarine adviseert u de simulatormodus NIET
te gebruiken tijdens het navigeren.
Opmerking: De simulator toont GEEN feitelijke gegevens en
dus ook geen veiligheidswaarschuwingen (zoals bijvoorbeeld
waarschuwingen ontvangen van AIS-units).
Opmerking: Eventuele systeeminstellingen die u wijzigt
in de simulatormodus worden NIET naar andere apparaten
verzonden.
Simulatormodus in- en uitschakelen
U kunt de simulatormodus in- en uitschakelen door de
onderstaande stappen te volgen.
Doe het volgende wanneer u in het Home-venster bent:
1. Selecteer Instellingen.
2. Selecteer Systeeminstellingen.
3. Selecteer Simulator:.
4. Selecteer Aan om de simulatormodus in te schakelen, of
5. Selecteer Uit om de simulatormodus uit te schakelen.
Opmerking: De optie Demo-film is alleen voor
demonstratiedoeleinden.
Het toetsenbord koppelen
Het toetsenbord kan worden gebruikt voor het bedienen van
1 of meer multifunctionele displays. Er kunnen meerdere
toetsenborden worden aangesloten op een systeem.
Ieder toetsenbord kan worden gekoppeld met maximaal 4
multifunctione displays.
Doe het volgende wanneer het toetsenbord is aangesloten op
het multifunctionele display:
1. Selecteer Extern toetsenbord in het menu Externe
apparaten: Home-venster > Instellingen >
Systeeminstellingen > Externe apparaten >
Extern toetsenbord.
2. Selecteer Toetsenbord koppelen.
3. Druk op een willekeurige knop op het externe toetsenbord.
of NMEA 0183.
a Series / c Series / e Series