10.3 Instellingen stuurautomaat
Wanneer aangesloten op een Evolution-stuurautomaat, is de
pagina voor stuurautomaatinstellingen beschikbaar.
1
2
4
6
7
1
Terug — ga terug naar het vorige menu.
2
Status stuurautomaat — huidige stuurautomaatmodus.
3
Sluiten — sluit de pagina met stuurautomaatinstellingen en keert
terug naar het Home-venster.
4
Stuurautomaatbediening — schakelt de stuurautomaatbediening
via het multifunctionele display in en uit.
5
Stuurautomaatbalk — schakelt de stuurautomaatbalk in en uit.
6
Stuurautomaatinstellingen — toont de beschikbare
stuurautomaatinstellingen die kunnen worden geconfigureerd vanaf
het multifunctionele display.
Opmerking: Het menu Stuurautomaatinstellingen is alleen
beschikbaar op het datamaster multifunctionele display.
7
Vrijetijd — plaatst de stuurautomaat in vrijetijdsmodus. De
vrijetijdsmodus is geschikt voor lange tochten waar het nauwkeurig
aanhouden van de koers niet essentieel is.
8
Prestatie — plaatst de stuurautomaat in prestatiemodus.
De prestatiemodus garandeert een goede koers zonder de
stuurautomaat te overbelasten.
9
Kruisen — Plaatst de stuurautomaat in kruismodus. De kruismodus
zorgt ervoor dat de koers nauwkeurig wordt aangehouden.
10
Roerbalk — geeft de positie van het roer weer.
De pagina met stuurautomaatinstellingen
openen.
Wanneer aangesloten op een Evolution-stuurautomaat, kunt
u de pagina met stuurautomaatinstellingen openen door de
onderstaande stappen te volgen.
Doe het volgende vanuit het Home-venster:
1. Selecteer Instellingen.
2. Selecteer Systeeminstellingen.
3. Selecteer Externe apparaten.
4. Selecteer Instellingen stuurautomaat.
Stuurautomaatbediening
3
9
10
10.4 Instellingen stuurautomaat
De optie Instellingen stuurautomaat is beschikbaar op een
datamaster multifunctioneel display wanneer het is geïntegreerd
in een Evolution-stuurautomaat.
Met Instellingen stuurautomaat kunt u een Evolution-
stuurautomaat instellen en inbedrijfstellen met behulp van een
multifunctioneel display.
Instellingen stuurautomaat bevat de volgende opties:
5
• Scheepsinstellingen
• Aandrijvingsinstellingen
• Zeilbootinstellingen
• Inbedrijfstelling
8
Eerste instelling en inbedrijfstelling
Scheepsinstellingen
De scheepsinstellingen zijn ontwikkeld voor optimale
D12883-1
stuurprestaties voor gebruikelijke schepen.
Het is belangrijk het scheepsromptype te selecteren als
onderdeel van de eerste installatie, omdat het een belangrijk
element vormt van het kalibratieproces van de stuurautomaat.
U kunt de opties ook op ieder moment openen door:
Stuurautomaatinstellingen > Scheepsinstellingen te
selecteren.
De scheepsinstellingen bevatten de volgende opties:
• Scheepsromptype
• Aandrijvingstype
• Kompascorrectie
• Kalibratievergrendeling
Selectie van het scheepsromptype
De opties voor het scheepsromptype zijn ontwikkeld voor
optimale stuurprestaties voor gebruikelijke schepen.
Het is belangrijk het scheepsromptype te selecteren
als onderdeel van de eerste installatie, omdat het een
belangrijk element vormt van het inbedrijfstellingsproces. Als de
stuurautomaat in stand-by-modus is kunt u de opties ook op ieder
moment openen vanuit de pagina Stuurautomaatinstellingen
door: Stuurautomaatinstellingen > Scheepsinstellingen >
Scheepsromptype te selecteren.
Houd daarbij als algemene richtlijn aan de optie te selecteren
die het meest lijkt op uw scheepstype en stuurkarakteristieken.
De opties zijn:
• Zeilen.
• Zeilen (langzaam draaien).
• Zeilen catamaran.
• AAN/UIT-knop
• Motorboot (langzaam draaien).
• Motorboot (snel draaien).
Het is belangrijk dat u zich ervan bewust bent dat de krachten
bij het sturen (en daardoor de draaisnelheid) aanzienlijk kan
variëren afhankelijk van de combinatie van scheepstype,
stuursysteem en aandrijvingstype. De beschikbare opties
voor het scheepsromptype vormen daarom slechts een
richtlijn. U zou ervoor kunnen kiezen te experimenteren met
de verschillende opties voor het scheepsromptype, omdat u de
stuurprestaties van uw schip mogelijk kunt verbeteren door een
ander scheepstype te selecteren.
Bij het kiezen van een geschikt scheepstype dient de nadruk te
liggen op veilige en betrouwbare stuurrespons.
Belangrijk: Als u het scheepstype wijzigt nadat u de
dokpierwizard hebt uitgevoerd, worden alle instellingen van
de inbedrijfstelling gereset naar de standaard instellingen en
dient u de dokpierwizard opnieuw uit te voeren.
Een scheepsromptype selecteren
U kunt het scheepsromptype openen vanuit de pagina
Instellingen stuurautomaat.
1. Selecteer Instellingen stuurautomaat.
115