Uitschakelende bewerkingen
De vier bewerkingen ENTER, Σ+, Σ– en CLx schakelen het optillen uit. Een getal
dat wordt ingevoerd na een van deze bewerkingen overschrijft de inhoud van
het X–register. Het Y–, Z– en T–register verandert niet.
Verder, als
en
optillen uit.
De INPUT–functie schakelt het optillen uit als hij een programma onderbreekt
voor invoer (een ingevoerd getal overschrijft dus het X–register), maar het
optillen wordt weer ingeschakeld als het programma verder gaat.
Neutrale bewerkingen
De volgende bewerkingen hebben geen invloed op het optillen van de stapel:
DEG, RAD,
GRAD
PSE
{
}**
EQN
Binaire vensters
schuiven
behalve indien gebruikt als CLx.
Inclusief alle bewerkingen die worden uitgevoerd als de catalogus wordt
weergegeven, behalve {
inschakelen.
zich gedragen als CLx, dan schakelen ze ook het
FIX, SCI,
DEC, HEX,
ENG, ALL
OCT, BIN
SHOW
RADIX . RADIX , CLΣ
en STOP
{
}**
FDISP
fouten
Cijferinvoer
}
en {
Het gebruikersgeheugen en de staple
CLVARS
en
* en
programmainvoer
}
, die het optillen
*
label nnnn
en
B–5