Download Print deze pagina

HP 33s Gebruikershandleiding pagina 178

Advertenties

(vasthouden)
(loslaten)
(vasthouden)
(loslaten)
(vasthouden)
(loslaten)
(vasthouden)
(loslaten)
(vasthouden)
(loslaten)
Gegevens in–en uitvoeren
De variabelen van de rekenmachine
eindresultaten op te slaan. (Variabelen, zoals uitgelegd in hoofdstuk 3, worden
geïdentificeerd door een letter van A tot Z of i, maar die namen hebben niets te
maken met de programmalabels.)
In een programma, kunt u op de volgende manieren gegevens invoeren:
Met een INPUT–instructie, waarbij om de waarde van een variabele wordt
gevraagd. (Dit is de handigste methode.)
Met de stapel. (U kunt STO gebruiken om een waarde in een variabele op
te slaan.)
Met variabelen waarin al waarden zijn opgeslagen.
Met automatische invoer in een vergelijking (indien dit is ingeschakeld met
flag 11). (Dit is ook handig als u met vergelijkingen werkt.)
In een programma kunt u op de volgende manieren gegevens uitvoeren:
Met een VIEW–instructie die de naam en de waarde van een variabele
toont. (Dit is de handigste methode.)
Met de stapel — alleen de waarde in het X–register is zichtbaar — (Met
PSE stopt de uitvoering voor een seconde, zodat u de waarde kunt zien.)
In een weergegeven vergelijking (indien dit is ingeschakeld met 10). (De
"vergelijking" is meestal een bericht, geen echte vergelijking.)
12–12
Eenvoudig programmeren
Kwadraat van invoer.
π
Waarde van
π
25
.
Einde van programma. Resultaat is
juist.
dienen om invoer, tussenresultaten en
π
.

Advertenties

loading