Flags
Een flag is een toestandsindicator. Hij is gezet (true) of gewist (false). Het testen
van een flag is ook een voorwaardelijke test
waar" volgt: de uitvoering van het programma gaat verder als de flag gezet is
en slaat een regel over als de flag gewist.
Betekenis van flags
De HP 33s heeft 12 flags, genummerd van 0 tot en met 11. Alle flags kunnen
gezet,
gewist
en
programma–instructie. De standaardtoestand van de 12 flags is gewist. Met de
bewerking van drie toetsen in aanhangsel B waarmee het geheugen wordt
leeggemaakt, wist u ook alle flags. De flags worden niet beïnvloed door
{
} { }.
Flags 0, 1, 2, 3, en 4 hebben geen bijzondere betekenis. dat wil
zeggen dat u zelf bepaalt wat ze betekenen in uw programma. (Zie het
voorbeeld hieronder.)
Flag 5. Is deze flag gezet, dan wordt een lopend programma
onderbroken als er een overflow optreedt. U ziet dan de melding
getal oplevert dan de rekenmachine aan kan. In dat geval wordt het grootst
mogelijke getal als antwoord ingevuld. Is flag 5 gewist, dan loopt het
programma verder, hoewel er uiteindelijk
als het programma uiteindelijk stopt.
Flag 6 wordt door de rekenmachine automatisch gezet als er een overflow
optreedt (maar u kunt de flag ook zelf zetten). Deze flag heeft geen effect,
maar kan getest worden.
Met flags 5 en 6 hebt u controle over de overflowcondities die tijdens de
uitvoering van het programma kunnen optreden. Door flag 5 te zetten stopt
een programma direct na de regel waarop de overflow optrad. Door flag 6
in een programma te testen, kunt u het verloop van een programma
veranderen in het geval er een overflow is opgetreden.
Flags 7, 8 en 9 bepalen de weergave van breuken. Flag 7 kan ook
vanaf het toetsenbord worden gewijzigd. Als de weergave van breuken in
getest
worden
en
. Een overflow treedt op als een berekening een groter
die de regel "Doe dat indien
met
het
toetsenbord
Programmeringstechnieken
en
met
een
op het scherm komt
13–9