Instelling, activering resp. deactivering
De volgende functies kunnen in het infotainment in het menu
Licht worden ingesteld resp. worden geactiveerd/gedeactiveerd.
▶
Instelling gevoeligheid van de sensor voor bepaling van de lichtomstandighe-
den voor de automatische aansturing rijverlichting
▶
Automatische aansturing rijverlichting bij regen
ATTENTIE
De automatische aansturing rijverlichting (stand ) dient alleen als onder-
steuning en ontslaat de bestuurder niet van zijn plicht om de verlichting te
controleren en zo nodig de verlichting afhankelijk van de omstandigheden
in te schakelen.
VOORZICHTIG
Slechtere zichtomstandigheden worden door een achter de voorruit in de hou-
der van de binnenspiegel bevestigde sensor geanalyseerd. De sensor niet af-
dekken - de systeemwerking kan worden beïnvloed.
Let op
De individuele instelling (activering/deactivering) van automatische aansturing
rijverlichting wordt (afhankelijk van het infotainmenttype) in het actieve ge-
bruikersaccount voor de personalisering opgeslagen
Xenonkoplampen
De xenonkoplampen (hierna systeem) zorgen op grond van de rijgegevens au-
tomatisch voor de bestmogelijke lichtbundel voor de wagen.
Het systeem werkt automatisch in de volgende modi: binnen bebouwde kom,
buiten bebouwde kom, snelweg, regen, mist, aanpassing van de richting van de
koplampen voor de rijbaanverlichting in bochten.
Het systeem blijft in werking zolang de lichtschakelaar in stand staat.
ATTENTIE
Bij een systeemstoring worden de koplampen automatisch in een nood-
stand gezet, die het eventueel verblinden van tegenliggers voorkomt. Daar-
om wordt de lichtbundel vóór de wagen verkort. De hulp van een specialist
inroepen.
/ → →
Het inschakelen van de mistlampen/het mistachterlicht is onder de volgen-
de voorwaarden mogelijk:
›
Voor het inschakelen van de mistlampen de lichtschakelaar in stand
ken, in het instrumentenpaneel gaat het controlelampje
›
Om het mistachterlicht in te schakelen de lichtschakelaar in stand
ken. In het instrumentenpaneel gaat het controlelampje
Als de wagen niet met mistlampen is uitgerust, wordt het mistachterlicht in-
geschakeld door de lichtschakelaar in de enige mogelijke stand te trekken.
» pag.
60.
Het uitschakelen van de mistlampen/het mistachterlicht gebeurt in omge-
keerde volgorde.
Wanneer een accessoire op het stopcontact voor de aanhangwagen is aange-
sloten, brand het mistachterlicht van de wagen niet.
Mistlampen met CORNER-functie
De CORNER-functie schakelt de mistlamp aan de betreffende wagenzijde au-
tomatisch in (bv. bij het afslaan) als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
De lichtschakelaar staat in stand , of
Let op
Het knipperlicht is ingeschakeld resp. de voorwielen zijn sterk verdraaid
(bij een conflict tussen de beide varianten heeft het knipperlicht de hoog-
ste prioriteit).
De rijsnelheid ligt onder 40 km/h.
Het dimlicht is ingeschakeld.
De mistlampen zijn niet ingeschakeld.
Afb. 69
Lichtschakelaar - mistlam-
pen/mistachterlicht inschakelen
» afb.
69.
trek-
1
branden.
trek-
2
branden.
Licht en zicht
77