Voorwaarden voor de systeemfunctie
Voor een correcte systeemfunctie dient aan de volgende voorwaarden te wor-
den voldaan.
Het bestuurdersportier is gesloten.
De bestuurder heeft de veiligheidsgordel omgegespt.
De snelheid was na de laatste keer stoppen hoger dan 4 km/h.
Systeemtoestand
De systeemtoestand wordt bij het stoppen op het display weergegeven
257.
De motor wordt automatisch afgezet, bij het wegrijden wordt automatisch
opnieuw gestart.
De motor is niet automatisch afgezet.
Bij het stoppen volgt geen motoruitschakeling, wanneer bv. de volgende oor-
zaken bestaan:
De motortemperatuur voor het goed werken van het systeem is nog niet be-
▶
reikt.
▶
De ladingstoestand van de accu is te laag.
▶
Het stroomverbruik is te hoog.
▶
Hoog airconditioning- resp. verwarmingsvermogen (hoog aanjagertoerental,
groot verschil tussen de gewenste en werkelijke interieurtemperatuur).
Als bij automatisch afgezette motor het systeem herkent dat het draaien van
de motor noodzakelijk is (bv. na het herhaaldelijk intrappen van het rempedaal),
dan wordt de motor automatisch gestart.
Meer informatie over de actuele systeemtoestand kan op het infotainment-
beeldscherm in het menu
/ → → Wagenstatus worden weergegeven.
Als er een systeemstoring aanwezig is, verschijnt op het display in het instru-
mentenpaneel een betreffende storingmelding. De hulp van een specialist in-
roepen.
Let op
Als bij automatisch afgezette motor gedurende langer dan 30 seconden de
■
bestuurdersgordel is losgemaakt of het bestuurdersportier wordt geopend,
moet de motor handmatig worden gestart.
Indien een wagen met automatische versnellingsbak met een lage snelheid
■
rijdt (bv. in de file) en na licht intrappen van het rempedaal blijft staan, vindt er
geen automatisch afzetten van de motor plaats. Door krachtiger intrappen van
het rempedaal wordt de motor automatisch uitgeschakeld.
» afb.
Bij wagens met automatische versnellingsbak wordt de motor niet automa-
■
tisch afgezet als het systeem een wagenbeweging als gevolg van een grote
stuurwielverdraaiing herkent.
Systeem handmatig deactiveren/activeren
›
Om het start-stopsysteem te deactiveren/activeren, de toets indrukken
» afb.
258.
Bij een gedeactiveerd systeem brandt in de toets het symbool .
Wordt het systeem gedeactiveerd, dan wordt dit na het uit- en inschakelen
van het contact automatisch weer geactiveerd.
Let op
Als het systeem bij automatisch afgezette motor wordt gedeactiveerd, dan
wordt de motor automatisch gestart.
Afb. 258
Toets voor het start-stopsys-
teem
219
Wegrijden en rijden