Het airbagsysteem is alleen bij ingeschakeld contact actief.
Bij het activeren wordt de airbag gevuld met gas en ontvouwt deze zich. Het
opblazen van de airbag gebeurt in een fractie van een seconde.
Bij het opblazen van de airbag komt rook vrij. Dat is geen teken dat de wagen
in brand staat.
Activeringsvoorwaarden
De voor elke situatie geldende activeringsvoorwaarden van het airbagsysteem
kunnen niet exact worden gedefinieerd. Belangrijk hierbij is de hardheid van
het voorwerp waar de wagen tegenaan botst, de botshoek, de rijsnelheid, enz.
Voor de activering van de airbags is de optredende mate van vertraging door-
slaggevend. Als de tijdens de botsing optredende en gemeten vertraging van
de wagen onder de in het regelapparaat aangegeven referentiewaarden blijft,
worden de airbags niet geactiveerd, hoewel de wagen als gevolg van de bot-
sing vrij sterk vervormd kan zijn.
Bij ernstige frontale aanrijdingen worden de volgende airbags geactiveerd.
Bestuurdersvoorairbag.
▶
Bijrijdersvoorairbag.
▶
▶
Bestuurdersknie-airbag.
Bij ernstige aanrijdingen van opzij worden de volgende airbags aan de
ongevalszijde geactiveerd.
Zij-airbag voorin.
▶
Zij-airbag achterin.
▶
Hoofdairbag.
▶
Bij een airbagactivering gebeurt het volgende.
▶
De alarmlichten worden ingeschakeld.
▶
Alle portieren worden ontgrendeld.
De brandstoftoevoer naar de motor wordt onderbroken.
▶
De binnenverlichting gaat branden (als de automatische bediening van de
▶
binnenverlichting is ingeschakeld - schakelaar ).
Wanneer volgt er geen airbagactivering?
Bij lichte frontale aanrijdingen, lichte aanrijdingen van opzij en aanrijdingen van
achteren, kantelen van de wagen of een koprol vindt er geen airbagactivering
plaats.
30
Veiligheid
Veiligheidsaanwijzingen
ATTENTIE
Algemene aanwijzingen
De correcte beschermende werking van de veiligheidsgordels en het
■
airbagsysteem kan alleen in de juiste zitpositie worden bereikt
Bij het activeren van de airbag treden grote krachten op, zodat bij een
■
verkeerde stoelinstelling of zitpositie ernstig of zelfs dodelijk letsel kan op-
treden. Dit geldt met name voor kinderen die niet in een geschikt kinderzi-
tje worden vervoerd
» pag.
35.
Als zich een storing voordoet, het airbagsysteem direct door een specia-
■
list laten controleren. Anders bestaat het gevaar dat de airbags bij een on-
geval niet worden geactiveerd.
Als de airbag is geactiveerd, moet het airbagsysteem worden vervangen.
■
Het oppervlak van het stuurwiel evenals het dashboard in het bereik van
■
de voorairbags en de knie-airbag alleen met een droge of vochtige doek
reinigen.
ATTENTIE
Aanwijzingen voor voorairbags
Het is belangrijk dat de bestuurder en bijrijder een afstand van minstens
■
25 cm tot het stuurwiel resp. het dashboard aanhouden
deze afstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem u niet be-
schermen - levensgevaar! Bovendien moeten de voorstoelen en de hoofd-
steunen altijd in overeenstemming met de lichaamsgrootte zijn ingesteld.
Afb. 30
Veilige afstand tot het stuurwiel
en het dashboard
» pag.
23.
» afb. 30
-
. Als
A