Lees en bekijk eerst
op bladzijde 122.
Afzonderlijke functies kunnen worden ingesteld resp. ingeschakeld door de
draaiknop te draaien of de betreffende toets in te drukken
Weergave van de ingestelde temperatuur voor de linkerzijde
A
Weergave van de ingestelde temperatuur voor de rechterzijde
B
C
Luchtuitstroomrichting instellen
Aanjagertoerental instellen (de instelling wordt door het aantal brandende
D
controlelampjes in de draaiknop weergegeven)
Linksom draaien: toerental verlagen tot het uitschakelen van de Clima-
▶
tronic
▶
Rechtsom draaien: toerental verhogen
Temperatuur voor de linkerzijde (resp. voor beide zijden) instellen
E
Temperatuur verlagen /
▶
Temperatuur voor de rechterzijde (resp. voor beide zijden) instellen
F
Temperatuur verlagen /
▶
Afhankelijk van de uitrusting:
G
▶
Interieurvoorverwarming en - ventilatie in-/uitschakelen
▶
Restwarmtefunctie in-/uitschakelen
Interieurtemperatuursensor
H
Weergave van ingestelde temperatuur achterin
I
Temperatuur achterin instellen - de deactivering/activering van de toetsen
J
is mogelijk door het indrukken van de toets op de Climatronic → door
aantippen van de functietoetsen op het infotainmentbeeldscherm.
Temperatuur verlagen /
▶
1)
Geldt voor wagens met links stuur.
2)
Geldt voor wagens met rechts stuur.
124
Bediening
Afb. 168
Bedieningselementen achterin
» afb.
167.
» pag. 127
Temperatuur verhogen
Temperatuur verhogen
» pag. 124
» afb. 168
Temperatuur verhogen
Circulatiefunctie in-/uitschakelen
Intensieve luchtstroom naar de voorruit in-/uitschakelen (bij het inscha-
kelen wordt ook de luchtstroom naar de ruiten en ingeschakeld)
Achterruitverwarming in-/uitschakelen
Voorruitverwarming in-/uitschakelen
Climatronic in het infotainment instellen (bij enkele functies ook bedie-
nen)
Temperatuur in complete interieur met de temperatuurinstelling voor de
bestuurderszijde synchroniseren
Automatische regeling inschakelen
Koelfunctie in-/uitschakelen
Als de functie ingeschakeld is, brandt in resp. onder de toets een controle-
lampje.
Temperatuur instellen
De temperatuur kan op het Climatronic-bedieningselement of in het infotain-
ment worden ingesteld
ratuur automatische geregeld.
Bij een temperatuurinstelling onder 16 °C gaat in de temperatuurmeter
branden, de Climatronic werkt met maximale koelcapaciteit.
Bij een temperatuurinstelling boven 29,5 °C gaat in de temperatuurmeter
1)
branden, de Climatronic werkt met maximaal verwarmingsvermogen.
Restwarmtefunctie
2)
Na het uitschakelen van het contact wordt de restwarmte van de motor voor
verwarming van het wageninterieur gebruikt. De functie kan alleen bij uitge-
schakeld contact binnen 30 minuten na het afzetten van de motor worden in-
» pag. 128
geschakeld. De functie wordt na circa 30 minuten of bij een geringe acculaad-
toestand uitgeschakeld.
VOORZICHTIG
De interieurtemperatuursensor
werking van de Climatronic ongunstig wordt beïnvloed.
» pag. 126
» pag. 82
» pag. 82
» pag. 125
» pag.
125. Tussen 16 °C en 29,5 °C wordt de tempe-
» afb. 167
niet afdekken, omdat anders de
H