Let op
De luchtinlaat voor de voorruit moet vrij zijn van bv. ijs, sneeuw en bladeren,
■
zodat de verwarming en de koelfunctie optimaal kunnen werken.
Na het inschakelen van de koelfunctie kan condenswater van de verdamper
■
van de airconditioning lekken en onder de wagen een waterplas vormen. Dit
betekent niet dat er een lekkage aanwezig is!
Bij een te hoge koelvloeistoftemperatuur wordt de koelfunctie uitgeschakeld
■
om de motorkoeling te kunnen garanderen.
Verwarming en handbediende airconditioning
Afb. 166 Bedieningselementen van de verwarming/airconditioning
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 122.
Afzonderlijke functies kunnen worden ingesteld resp. ingeschakeld door de
draaiknop te draaien of de betreffende toets in te drukken
Temperatuur instellen
A
Temperatuur verlagen /
▶
Aanjagertoerental instellen (stand 0: aanjager uit, stand 6: hoogste toeren-
B
tal)
Luchtuitstroomrichting instellen
C
Afhankelijk van de uitrusting:
D
Interieurvoorverwarming en - ventilatie in-/uitschakelen
▶
▶
Voorruitverwarming in-/uitschakelen
Koelfunctie in-/uitschakelen
Achterruitverwarming in-/uitschakelen
Circulatiefunctie in-/uitschakelen
Bij ingeschakelde functie brandt onder de toets het controlelampje.
» afb.
166.
Temperatuur verhogen
» pag. 127
» pag. 82
» pag. 82
» pag. 126
Informatie over de koelfunctie
Na het indrukken van de toets gaat het controlelampje onder de toets
branden, ook als niet aan alle voorwaarden voor de koelfunctie is voldaan. De
koelfunctie wordt ingeschakeld, zodra aan de volgende voorwaarden is vol-
daan
» pag.
122.
Als de luchtverdeelregelaar in de stand wordt gedraaid, wordt de koelfunc-
tie ingeschakeld.
Let op
Om voldoende warmtecomfort te garanderen, kan tijdens de werking van de
handbediende airconditioning onder omstandigheden het stationair toerental
worden verhoogd.
Climatronic (automatische airconditioning)
Afb. 167 Bedieningselementen voorin
» pag. 128
123
Verwarming en ventilatie