Activering/deactivering
Lees en bekijk eerst
en
Activering
Het systeem wordt geactiveerd bij het inschakelen van de achteruitversnelling
of door op de toets te drukken
Bij het activeren klinkt een akoestisch signaal en in de toets gaat het symbool
branden.
Op het beeldscherm wordt de modus voor haaks inparkeren getoond.
Deactivering
Het systeem wordt gedeactiveerd door de toets in te drukken, het contact
uit te schakelen en de keuzehendel in stand P te zetten of bij het vooruit rijden
met een snelheid hoger dan 15 km/h (het symbool
Functietoetsen
240
Rijden
Afb. 280
Toets voor activering/deactive-
ring
op bladzijde 239.
» afb.
280.
in de toets gaat uit).
Afb. 281
Functietoetsen
Lees en bekijk eerst
en
De mogelijkheid bestaat, met de functietoetsen tussen de parkeer- en ma-
noeuvreermodus te wisselen en bepaalde instellingen uit te voeren.
Functietoetsen
» afb. 281
Uitschakelen van de weergave van het gebied achter de wagen
A
Modus - haaks inparkeren
B
Modus - fileparkeren
C
Modus - naderen van een aanhangwagen / afstandscontrole
D
Modus - controle van het gebied achter de wagen (breedbeeldweergave)
E
Beeldscherminstelling - helderheid, contrast, kleur
F
Parkeerhulp (miniweergave)
G
Uit-/inschakelen van de miniweergave
Wisselen naar volbeeldweergave
Oriëntatielijnen en rijbaan
Lees en bekijk eerst
en
In de modi voor het haaks inparkeren en fileparkeren verschijnen op het beeld-
scherm oriëntatielijnen voor het schatten van de afstand, alsmede rijbaanlijnen.
Schermweergave
» afb. 282
De afstand bedraagt ongeveer 40 cm (veiligheidsafstandsgrens).
A
De afstand bedraagt ongeveer 100 cm.
B
De afstand bedraagt ongeveer 200 cm.
C
De rijbaanlijnen eindigen ongeveer 300 cm achter de wagen.
D
De afstand kan afhankelijk van de belading van de wagen en de helling van de
rijbaan licht variëren.
op bladzijde 239.
Afb. 282
Oriëntatie- en rijbaanlijnen
op bladzijde 239.