Automatisch uitschakelen van de sensorop-
pervlakken
De sensoroppervlakken worden in de volgende
gevallen uitgeschakeld:
●
Indien de wagen langere tijd niet wordt ont-
of vergrendeld.
●
Indien een aantal sensoroppervlakken vaker
dan normaal wordt geactiveerd.
Om de sensoroppervlakken opnieuw te active-
ren:
●
Ontgrendel de wagen met de knop
sleutel.
LET OP
De sensoroppervlaken van de portiergrepen
kunnen geactiveerd worden wanneer ze ge-
raakt worden door een waterstraal of hoge-
drukspuit wanneer er een passende auto-
sleutel in de omgeving aanwezig is. Als ten
minste één van de ruiten geopend is en de
sensoroppervlakken van een van de portier-
grepen permanent geactiveerd worden, wor-
den alle ruiten gesloten. Als de waterstraal
of hogedrukspuit even niet gericht wordt op
de sensoroppervlakken van een van de por-
tiergrepen en daarna er opnieuw op gericht
wordt, dan worden alle ruiten mogelijk geo-
pend.
94
Openen en sluiten
Let op
Als op het scherm van het instrumentenpa-
neel het bericht
Keyless defect
getoond, kunnen er zich storingen voordoen
in de werking van het Keyless Access-sys-
teem. Raadpleeg een gespecialiseerde werk-
plaats.
Let op
Als er zich geen enkele autosleutel binnenin
bevindt of het systeem hem niet herkent, zal
van de
er een melding verschijnen op het display
van het instrumentenpaneel. Dit zou kunnen
gebeuren als er een ander radiofrequentie-
signaal zou interfereren met het signaal van
de sleutel of als de sleutel afgedekt wordt
door een voorwerp, bijv. een metalen koffer.
Centrale vergrendeling
Inleiding tot thema
De centrale vergrendeling werkt correct wan-
neer alle portieren en de achterklep volledig
gesloten zijn. Indien het bestuurdersportier
openstaat, kan de wagen niet worden vergren-
deld met de autosleutel.
WAARSCHUWING
Onjuist gebruik van de centrale vergrende-
ling kan ernstig letsel veroorzaken.
wordt
●
De centrale vergrendeling sluit alle portie-
ren af. Als een wagen van binnenuit vergren-
deld is, kunnen niet-geautoriseerde perso-
nen de portieren van buitenaf de portieren
niet openen en zich toegang tot de wagen
verschaffen. In noodgevallen of bij ongeluk-
ken kunnen de vergrendelde portieren ech-
ter de toegang tot wagen om de inzittenden
te helpen in de weg staan.
●
Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit
alleen achter in de wagen. Met de drukknop
voor de centrale vergrendeling kunnen alle
portieren van binnenuit vergrendeld worden.
Hierdoor komen de inzittenden in de wagen
opgesloten te zitten. Opgesloten personen
kunnen aan extreem hoge of lage tempera-
turen blootstaan.
●
In een afgesloten wagen kan het, afhanke-
lijk van het jaargetijde, zo extreem warm of
koud worden dat dit, vooral bij kleine kinde-
ren, tot ernstig letsel, ziekte of zelfs de dood
kan leiden.
●
Laat nooit iemand in een vergrendelde wa-
gen achter. In noodgevallen kan het voorko-
men dat opgesloten inzittenden de wagen
niet zelfstandig kunnen verlaten of geen hulp
kunnen krijgen.