Kinderzitje vastmaken met veiligheidsgordel
Afb. 48
Op de achterbank: inbouw van
het kinderzitje.
●
Plaats de veiligheidsgordel en breng hem
door het kinderzitje volgens de aanwijzingen
van de fabrikant van het zitje.
●
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel niet ver-
draaid is.
●
Steek de gesp in het betreffende slot van het
zitje tot deze hoorbaar vastklikt.
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden moeten kinderen in de wa-
gen worden vervoerd in een zitje dat geschikt
is voor hun leeftijd, lichaamsgewicht en li-
chaamslengte.
●
Lees in elk geval de informatie en veilig-
heidsaanwijzingen voor het gebruik van kin-
›››
pag. 63
derzitjes
.
In een noodgeval
Veiligheid
In een noodgeval
Alarmlichten
Afb. 49
Dashboard: schakelaar voor
alarmlichten.
De alarmlichten dienen om in gevaarlijke situ-
aties andere verkeersdeelnemers op uw wagen
attent te maken.
Indien uw wagen stilvalt:
1. Parkeer de wagen op een veilige afstand
van het verkeer.
2. Druk op de knop om de alarmlichten in te
›››
schakelen
.
3. Elektronische parkeerrem inschakelen.
4. Zet de motor stop.
5. Bij wagens met handgeschakelde versnel-
lingsbak schakelt u de 1e versnelling in, bij
wagens met automatische versnellingsbak
drukt u op de knop voor parkeervergren-
deling P.
6. Volg de wettelijke richtlijnen van elk land op
(reflecterend vest, gevarendriehoek, nood-
licht enz.).
7. Neem altijd de sleutel mee wanneer u de
wagen verlaat.
Als de alarmlichten zijn ingeschakeld, knippe-
ren alle knipperlichten van de wagen tegelijker-
tijd. Dat wil zeggen dat zowel de lampjes van de
knipperlichten
als het lampje van de scha-
kelaar
gelijktijdig knipperen. De alarmlichten
werken ook wanneer het contact is uitgescha-
keld.
Bij ingeschakelde alarmlichten kan de verande-
ring van richting of rijstrook worden aangege-
ven, bijv. wanneer de wagen wordt gesleept,
door de knipperlichthendel te bedienen. De
alarmlichten blijven zolang uitgeschakeld.
Functie noodremmen
Indien u plots en continu remt bij een snelheid
boven ca. 80 km/u (50 mpu), gaan de rem-
lichten meermaals per seconde knipperen om
achterliggers te waarschuwen. Als u blijft rem-
men, gaan de alarmlichten automatisch bran-
den wanneer de wagen stopt. Deze worden
automatisch uitgeschakeld wanneer de wagen
opnieuw gaat rijden.
71