via een corrigerende beweging van het stuur.
De bestuurder kan op ieder moment de corri-
gerende actie van het sturen annuleren.
Als de richtingaanwijzers zijn geactiveerd,
wordt geen waarschuwing gegeven, omdat de
rijstrookassistent in dat geval weet dat u van
rijstrook wilt wisselen.
Grenzen van het systeem
Gebruik de rijstrookassistent enkel op snelwe-
gen en secundaire wegen die voldoende breed
zijn en in goede staat verkeren.
Het systeem is niet beschikbaar in de volgende
omstandigheden:
●
De rijsnelheid is lager dan ongeveer 55 km/u
(30 mpu).
●
Het systeem heeft geen enkele streep van de
rijstrook gedetecteerd.
●
In scherpe bochten.
●
Tijdelijk in situaties waarin zeer sportief
wordt gereden.
●
Indien het knipperlicht is ingeschakeld voor-
dat handmatig van rijstrook wordt veranderd.
●
Indien de bestuurder een ingreep van het
systeem krachtig corrigeert.
●
Indien een rijstrookmarkering wordt over-
schreden ondanks een ingreep van het sys-
teem.
●
Indien de bestuurder niet reageert op een
vraag van ingreep.
204
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
WAARSCHUWING
De intelligente techniek in de rijstrookassis-
tent (Lane Assist) kan de natuurkundig en
door het systeem zelf bepaalde grenzen niet
overwinnen. Het onachtzame of ongecon-
troleerde gebruik van de rijstrookassistent
kan ernstig letsel en ongevallen veroorzaken.
Ondanks het systeem moet de bestuurder
te allen tijde opmerkzaam blijven en de con-
trole over het stuur behouden.
●
Pas de snelheid en houd een veilige afstand
aan tot uw voorliggers afhankelijk van het
zicht, de klimatologische omstandigheden,
het wegdek en het verkeer.
●
Houd de hand altijd aan het stuur om op
elk moment te kunnen bijsturen. De verant-
woordelijkheid om op de rijstrook te blijven
ligt steeds bij de bestuurder.
●
De rijstrookassistent registreert niet alle
wegdekmarkeringen. Het wegdek, patronen
in het wegdek of objecten in slechte toe-
stand kunnen verkeerd worden geïnterpre-
teerd als markeringen op het wegdek in be-
paalde omstandigheden door de rijstrookas-
sistent. Maak elke ongewenste ingreep van
het systeem onmiddellijk ongedaan.
●
Houd de meldingen op het instrumenten-
paneel in het oog en reageer zoals vereist
door de verkeerssituatie.
●
In de volgende omstandigheden kan het
systeem ongewenst of helemaal niet tussen-
beide komen. In deze situaties is bijzondere
aandacht van de bestuurder vereist, of even-
tueel moet de rijstrookassistent tijdelijk wor-
den uitgeschakeld:
–
Bij zeer sportief rijden.
–
Bij ongunstige weersomstandigheden en
wegen in slechte staat.
–
Bij het passeren van wegwerkzaamhe-
den.
–
Voor de top van hellingen en talwegen.
●
Let goed op de omgeving van de wagen en
rijd op proactieve wijze.
●
Wanneer het gezichtsveld van de camera
vervuild, afgedekt of beschadigd is, kan de
werking van de rijstrookassistent negatief
worden beïnvloed.