WIELEN EN BANDEN
||
Meldingen op het instrumentenpaneel
Bij een te lage bandenspanning gaat het contro-
lelampje voor een lage bandenspanning op het
bestuurdersdisplay branden en er verschijnt een
melding. Controleer dan de bandenspanning in
Auto status
de app
op het middendisplay.
Bandenspanning laagControleer
•
banden, kalibreer na vullen
Bandenspanningssyst. Tijdelijk niet
•
beschikbaar
Bandenspanningssyst. Service vereist
•
Waar u op moet letten
Sla de nieuwe bandenspanning altijd in het
•
systeem op nadat een wiel is vervangen of
de bandenspanning is aangepast.
Als u banden met een maat anders dan de
•
originele monteert, moet u het systeem
resetten door de nieuwe bandenspanning
voor deze banden op te slaan om onterechte
waarschuwingen tegen te gaan.
Bij gebruik van een reservewiel* werkt het
•
bandenspanningscontrolesysteem mogelijk
niet goed door verschillen tussen de wielen.
Het systeem vormt geen vervanging voor een
•
regelmatige bandeninspectie en onderhoud.
Het is niet mogelijk het bandenspannings-
•
controlesysteem uit te schakelen.
Indirect Tyre Pressure Monitoring System (ITPMS)
4
588
WAARSCHUWING
Een verkeerde bandenspanning kan tot
•
bandenpech leiden, waarbij u de controle
over de auto kunt verliezen.
Het systeem kan plotselinge banden-
•
schade onmogelijk voorzien.
Gerelateerde informatie
Aanbevolen bandenspanning (p. 586)
•
Bandenspanningsstatus op het middendis-
•
play* bekijken (p. 590)
Maatregel bij een waarschuwing voor een
•
lage bandenspanning (p. 591)
De nieuwe bandenspanning opslaan in het
•
controlesysteem* (p. 588)
De nieuwe bandenspanning
opslaan in het controlesysteem*
Het bandenspanningscontrolesysteem
alleen correct werken wanneer er een referentie-
waarde voor de bandenspanning is opgeslagen.
Dit moet elke keer gebeuren wanneer banden
worden vervangen of de bandenspanning wordt
gewijzigd, zodat het systeem op de juiste manier
kan waarschuwen voor een lage bandenspan-
ning.
Zo moet u de bandenspanning afstemmen op de
door Volvo geadviseerde bandenspanningswaar-
den bij ritten met een zware belading of op hoge
snelheden (meer dan 160 km/h (100 mph)).
Daarna moet het systeem worden gereset door
de nieuwe bandenspanning op te slaan.
Volg de volgende procedure om de nieuwe ban-
denspanning als referentiewaarde in het systeem
op te slaan:
1. Zet de auto uit.
2. Pomp de banden op tot de juiste spanning,
zie de sticker aan de binnenkant van de por-
tierstijl aan bestuurderszijde voor de aanbe-
volen spanning voor originele banden.
3. Start de motor.
4
kan
* Optie/accessoire.