N.B.
De vermelde maximaal toegestane aanhange-
rgewichten zijn door Volvo toegestaan. Natio-
nale voertuigvoorschriften kunnen het aan-
hangergewicht en de snelheid verder beper-
ken. De trekhaken zijn mogelijk gecertificeerd
voor hogere trekgewichten dan wat de auto
mag trekken.
Niveauregeling*
De niveauregeling van de auto streeft ernaar om
ongeacht de belading dezelfde rijhoogte aan te
houden (tenzij het maximaal toelaatbare gewicht
wordt overschreden). Wanneer de auto stilstaat,
zakt de achterkant normaal iets omlaag.
Rijden in heuvelachtige gebieden en
landen met een warm klimaat
Onder bepaalde omstandigheden bestaat het
risico van oververhitting tijdens het rijden met
aanhangwagen. Bij oververhitting van de motor
en de aandrijving gaat een waarschuwingssym-
bool branden op het bestuurdersdisplay en ver-
schijnt er een melding.
De automatische versnellingsbak kiest altijd de
juiste versnelling op basis van de belasting en
het motortoerental.
Steile hellingen
Blokkeer de automatische versnellingsbak niet
met een hogere versnelling dan de motor "aan-
kan" – rijden in een hoge versnelling bij een laag
motortoerental is niet altijd zuinig.
Op een helling parkeren
1. Trap het rempedaal in.
2. Activeer de parkeerrem.
3. Kies de schakelstand P.
4. Laat het rempedaal los.
Gebruik wielblokken, als u een auto met aan-
hangwagen op een steile helling parkeert.
Op een helling wegrijden
1. Trap het rempedaal in.
2. Kies de schakelstand D.
3. Parkeerrem lossen.
4. Haal uw voet van het rempedaal en rijd weg.
Gerelateerde informatie
Aanhangwagenstabilisering* (p. 509)
•
Aanhangwagenverlichting controleren
•
(p. 510)
Trekgewichten en kogeldruk (p. 690)
•
Oververhitting van motor en aandrijving
•
(p. 501)
Ongunstige rijomstandigheden voor motor-
•
olie (p. 694)
STARTEN EN RIJDEN
Aanhangwagenstabilisering*
De aanhangwagenstabilisering (TSA
taak een auto met aanhangwagen te stabiliseren
wanneer de combinatie slingerneigingen ver-
toont. De functie maakt deel uit van de stabili-
17
teitsregeling ESC
.
Oorzaken voor slingerneigingen
Bij alle combinaties van auto en aanhangwagen
kan het bekende verschijnsel met slingeren
optreden. Doorgaans treedt het verschijnsel pas
bij hoge snelheden op. Als de aanhangwagen
echter overmatig beladen is of als het gewicht
van de lading verkeerd verdeeld is (bijvoorbeeld
te ver naar achteren), bestaat er ook op lagere
snelheden gevaar voor slingeren.
Een pendelbeweging begint altijd met een van de
onderstaande factoren, zoals.:
De auto met aanhangwagen staat bloot aan
•
rukwinden.
De auto met aanhangwagen rijdt over een
•
oneffen wegdek of over hobbels.
Grote stuurbewegingen.
•
Slingeren is vaak niet of nauwelijks te dempen,
waardoor de combinatie moeilijk bestuurbaar
wordt en het gevaar bestaat dat u op de ver-
keerde weghelft of naast de weg belandt.
16
) heeft tot
}}
509
* Optie/accessoire.