Rijmodus voor rijhulp
U kunt aangeven op welke manier de rijhulpsys-
temen een bepaalde afstand tot voorliggers
moeten aanhouden.
U maakt een keuze via de rijmodusknop DRIVE
MODE.
Kies een van de volgende alternatieven:
Pure
– De rijhulpsystemen streven naar een
•
zo laag mogelijk brandstofverbruik wat gro-
tere tijdsverschillen ten opzichte van voorlig-
gers betekent.
Hybrid
– De rijhulpsystemen streven naar
•
een zo soepel mogelijke aanpassing aan de
rijsnelheid van voorliggers.
Power
– De rijhulpsystemen streven naar
•
een directere vorm van aanpassing aan het
ingestelde tijdsverschil ten opzichte van voor-
liggers, wat in bepaalde gevallen krachtiger
acceleraties/remmanoeuvres kan betekenen.
Gerelateerde informatie
Rijhulpsystemen (p. 302)
•
Rijmodi (p. 476)
•
Adaptive Cruise Control
55
Aan te houden snelheid instellen
voor rijhulpsystemen
Het is mogelijk om de snelheid in te stellen die
de functies snelheidsbegrenzer, cruisecontrol,
55
adaptieve cruisecontrol*
en Pilot Assist moe-
ten aanhouden.
: Verhoogt de opgeslagen snelheid.
: Verlaagt de opgeslagen snelheid.
Opgeslagen snelheid.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Wijzig de opgeslagen snelheid door kort op
–
de stuurknoppen
(1) of
ken of door ze ingedrukt te houden.
Kort drukken: Iedere keer dat u de knop
•
indrukt past u de snelheid aan in stappen
van +/- 5 km/h (+/- 5 mph).
Knop indrukken en vasthouden: Laat de
•
knop los als de snelheidsindicator (3) de
gewenste snelheid aangeeft.
De laatst verrichte aanpassing met de knop
•
wordt in het geheugen opgeslagen.
Als de snelheid met het gaspedaal wordt ver-
hoogd voordat op de stuurknop
gedrukt, wordt de actuele rijsnelheid bij het druk-
ken op de knop opgeslagen, op voorwaarde dat u
bij het drukken op de knop uw voet op het gas-
pedaal houdt.
Wanneer u gas bijgeeft met het gaspedaal zoals
bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instelling onge-
wijzigd – de auto hervat de laatst opgeslagen
snelheid zodra u het gaspedaal loslaat.
(2) te druk-
(1) wordt
}}
345
* Optie/accessoire.