KLIMAAT
||
Temperatuurbediening.
4. Regel de temperatuur door:
de bediening naar de gewenste tempera-
•
tuur te slepen
−
op
+
/
te drukken om de temperatuur in
•
stapjes te verhogen/verlagen.
> De temperatuur wordt aangepast, waarna
de knop de ingestelde temperatuur aan-
geeft.
Temperatuur achterin regelen vanaf
achterstoelen
1. Druk op de ontgrendelingsknop op het kli-
maatpaneel van de tunnelconsole om toe-
gang te krijgen tot de bediening.
238
Temperatuurregeling op klimaatpaneel achter op tunnel-
console.
2. Druk op de
<
/
>
-knoppen voor de linker of
rechter zone om de temperatuur in stapjes te
verhogen of te verlagen.
> De temperatuur wordt aangepast, waarna
het scherm van het klimaatpaneel de
ingestelde temperatuur aangeeft.
N.B.
Het is niet mogelijk om het opwarmen/afkoe-
len te versnellen door een hogere/lagere
temperatuur te kiezen dan die eigenlijk
gewenst is.
Gerelateerde informatie
Klimaatregelingsbediening (p. 223)
•
Temperatuur synchroniseren
De temperatuur in de verschillende klimaatzones
van de auto is te synchroniseren met de inge-
stelde temperatuur voor de bestuurderszijde.
Synchronisatieknop op temperatuurregeling bestuur-
derszone.
1. Druk op de temperatuurknop voor de
bestuurderszone in het klimaatveld op het
middendisplay om de regeling te openen.
2. Druk op
Temperatuur synchroniseren
> De temperatuurinstelling voor alle klimaat-
zones van de auto wordt gesynchroni-
seerd met de ingestelde temperatuur voor
de bestuurderszone en naast de tempera-
tuurknop staat het synchronisatiesymbool.
De synchronisatie stopt wanneer u nogmaals op
Temperatuur synchroniseren
neer u de temperatuurinstelling in een andere kli-
maatzone dan de bestuurderszone wijzigt.
.
drukt of wan-