Aanbevolen onderhoud van de
gecombineerde camera en
radarsensor
De gecombineerde camera en radarsensor
werkt alleen naar behoren, wanneer u deze ont-
doet van vuil, ijs en sneeuw en ze regelmatig rei-
nigt met water en autoshampoo.
N.B.
Vuil, sneeuw en ijs op de sensoren kunnen
aanleiding geven tot onterechte waarschu-
wingssignalen, tot systeembeperkingen of
ervoor zorgen dat het systeem niet meer
werkt.
Positie van de sensoren.
Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
63
Locatie van de radarsensoren aan de achterzijde. Het
gemarkeerde gebied schoonhouden – en dat zowel links
als rechts.
Voor een optimale werking is het belangrijk
•
dat de oppervlakken vóór de sensoren
schoon worden gehouden.
Bevestig geen voorwerpen, tape of stickers
•
binnen het oppervlak van de sensoren.
Maak cameralenzen regelmatig schoon met
•
lauw water en autoshampoo. Wees voorzich-
tig zodat er geen krassen op de lens komen.
BELANGRIJK
Laat het onderhoud aan rijhulpcomponenten
63
over aan een werkplaats
.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
Gerelateerde informatie
Camera (p. 354)
•
Radarsensor (p. 348)
•
Beperkingen van de gecombineerde camera
•
en radarsensor (p. 355)
•
Parkeerhulpcamera* (p. 413)
359
* Optie/accessoire.