22 - Display Geheugen
Optie 22 – Display geheugen (optie 4 in het verkorte menu)
Via deze optie kunt u het geheugen van de Galaxy weergeven. Het aantal gebeurtenissen dat voor elk van de
Galaxy-centrales kan worden opgeslagen, is:
•
GD-48
•
GD-96/264/520
Gebeurtenissen worden in het alarmgeheugen opgeslagen via de FIFO-methode (First In, First Out).
Er wordt onderscheid gemaakt tussen belangrijke en niet-belangrijke gebeurtenissen. Alle gebeurtenissen
worden opgeslagen, maar als het geheugen vol raakt, worden de niet-belangrijke gebeurtenissen als eerste
geschrapt. In het geheugen staan altijd ten minste 500 belangrijke gebeurtenissen (mits er zich 500 of meer
belangrijke gebeurtenissen hebben voorgedaan). In bijlage D van deze handleiding vindt u een volledige
lijst met belangrijke en niet-belangrijke gebeurtenissen volgens EN50131-1 die worden bijgehouden voor
de Galaxy-centrale.
OPMERKING: Het aantal gebeurtenissen dat voor een willekeurige bron wordt opgeslagen tijdens een
in-/uitgeschakelde periode wordt bepaald door parameter 51.48 (Alarm Limiet).
Als de blokkenmode is ingeschakeld (zie optie 63 = OPTIES) en de gebruiker heeft een keuze uit blokken
(zie optie 42 = WIJZIG CODES), worden de voor de selectie beschikbare blokken weergegeven. Druk op het
cijfer van de blokken die u wilt weergeven. De N onder het geselecteerde blok verandert in een knipperende J.
Wanneer alle vereiste blokken zijn geselecteerd, drukt u op de toets ent om het geheugen te openen. Alleen de
gebeurtenissen in de geselecteerde blokken worden weergegeven.
De meest recente gebeurtenis wordt als eerste getoond. Druk op B om eerdere gebeurtenissen te zien en op A
voor recentere gebeurtenissen. Houd de betreffende toets ingedrukt om snel door de data te bladeren totdat de
gewenste datum is gevonden. Terwijl de geselecteerde datum wordt weergegeven, kunt u de gebeurtenissen
van die dag en de vorige dagen bekijken door herhaaldelijk op B te drukken; gebeurtenissen op volgende
dagen worden weergegeven als u herhaaldelijk op A drukt.
Het begin en het einde van het geheugen sluiten op elkaar aan. Afhankelijk van het gebruik van A of B
verschijnt op de overgang tussen begin en einde van het geheugen op het display kort de tekst BEGIN of
EINDE.
De volgende informatie wordt weergegeven in het geheugen:
•
Tijd - tijdstip van de gebeurtenis.
•
Datum – dag en datum waarop de gebeurtenis plaatsvond.
•
Gebeurtenis - informatie over het type gebeurtenis dat heeft plaatsgevonden. Sommige gebeurtenissen
worden weergegeven met een + (om aan te geven dat een gebeurtenis was gestart of was geactiveerd) of
een - (de gebeurtenis was beëindigd of gesloten).
•
Gebruiker - wisselende weergave van de naam en het nummer van de gebruiker die de gebeurtenis heeft
gestart. Als de gebeurtenis niet gerelateerd is aan een gebruikerscode, bijvoorbeeld activering van een
alarm of het sluiten van een laatste zone, wordt er geen gebruikersinformatie weergegeven.
Als u op # drukt terwijl het geheugen wordt weergegeven, verschijnt aanvullende informatie over bepaalde
gebeurtenistypen:
•
Bij gebruikersgebeurtenissen worden het bediendeel, het gebruikerstype en de blokken die betrekking
hebben op de gebeurtenis, weergegeven.
•
Bij alarmgebeurtenissen wordt de zoneomschrijving weergegeven, indien geprogrammeerd.
•
Bij RF-zones met looptest wordt de gemeten signaalsterkte van iedere RF-component weergegeven.
•
De gebeurtenis RS LOGIN geeft de Remote Station-ID weer voor de Remote Servicing-software waarmee
verbinding is gemaakt met de centrale.
- 1000 gebeurtenissen
- 1500 gebeurtenissen
Galaxy Dimension - Installatiehandleiding
6-16