51 - Parameters (vervolg)
33 = Security Code
Als deze parameter is geselecteerd, wijzigt de installateurcode willekeurig iedere dag om 08.00 uur.
De servicemonteur krijgt een 'dagcode' mee van het hoofdkantoor. Het bepalen van de willekeurige code
is afhankelijk van de lokale installateurcode, waardoor elke plaats, bedrijf, bedrijfstak of zelfs systeem een
unieke beveiligingscode kan hebben.
Alleen de installateur- en remote code kunnen de Security Code instellen. Als de parameter wordt
geselecteerd, moet de beveiligingscode die gelijk is aan de installateurcode worden ingevoerd ter bevestiging.
Alleen de remote code en een "koude start" (waarmee alle programmadetails worden verwijderd) kunnen de
instelling weer ongedaan maken.
Selecteer 1 om de Security Code in te schakelen of druk op 0 om de parameter uit te schakelen.
De standaardinstelling is 0 (uitgeschakeld).
34 = Oplever Tijd
Met de parameter Oplever Tijd wordt een periode ingesteld waarin de uitgangstijd,de ingangstijd en de
hersteltijd en het aantal pogingen bij een foute code verdubbeld is. De oplevertijd kan worden ingeschakeld
van 0–14 dagen en staat standaard op 0. Een nieuwe gebruiker wordt hiermee in de gelegenheid gesteld om te
wennen aan het systeem zonder daarbij te veel onnodige alarmen te veroorzaken. Na de oplevertijd worden de
betreffende parameters weer ingesteld op de geprogrammeerde waarden.
35 = Niet Ingeschakeld
Met deze parameter wordt de periode ingesteld waarin een zone, na het starten van de inschakelprocedure,
open moet blijven staan, voordat de uitgangen met de functie Niet Ingesch worden geactiveerd. De tijd is
programmeerbaar van 0–999 seconden en is standaard ingesteld op 300 seconden.
OPMERKING: Het aftellen van de ingestelde tijd voor Niet Ingesch begint zodra de
inschakelprocedure wordt gestart.
OPMERKING: De tijd voor Niet Ingesch moet minstens 5 seconden langer zijn dan de uitgangstijd
(optie 51.04), zodat de inschakelperiode kan verstrijken.
Aan deze parameter kunt u voor elk blok een verschillende waarde toekennen.
36 = Accu Capaciteit
Voer de capaciteit van de reserveaccu in voor de PSU van de centrale. De capaciteit is instelbaar van 0–99 Ah
en is standaard ingesteld op 0.
37 = Backup Tijd
Voer de waarde (in uren) in dat de noodstroomaccu het systeem moet kunnen voeden als de 230 VAC wegvalt.
De uren zijn instelbaar van 0–99 uren en de waarde is standaard ingesteld op 0.
Via de PSU op de centrale wordt de tijd berekend dat de noodstroomaccu het systeem van stroom kan voorzien aan
de hand van de geprogrammeerde accucapaciteit (parameter 36) en de belasting. Als de tijd, die is ingesteld met de
parameter Backup Tijd, de berekende tijd overschrijdt, verschijnt de tekst BACKUP TIJD LAAG op het
bediendeeldisplay bij het verlaten van de installateurmode. In dat geval kan de installateurmode pas worden verlaten
als de berekende tijd groter is dan de opgegeven Backup Tijd. De back-uptijd moet worden verlaagd of u moet een
accu met een grotere capaciteit plaatsen, waarbij tevens de parameter Accu Cap. moet worden aangepast.
Zie optie 61.1.4=Diagnose Test.Actueel.Voeding Comm voor meer informatie over de Backup Tijd van de accu.
OPMERKING: De berekende accutijd is inclusief 10% veiligheidsmarge.
38 = ATM Vertraging
Met deze parameter bepaalt u met hoeveel vertraging de ATM-zones worden overbrugd nadat een van de
ATM-codes is ingevoerd. De tijd is instelbaar van 0-30 minuten. De standaard ATM-vertraging is 5.
Galaxy Dimension - Installatiehandleiding
6-62