56 - Communicatie (vervolg)
1 = Status
Als u de trigger wilt aanpassen, selecteert u het vereiste triggertype met toets A of B en drukt u op de toets
ent. Druk op 1 als u de status wilt instellen op Aan. Druk op 0 als u de status wilt instellen op Uit. Druk op
ent om de programmering op te slaan en terug te keren naar het vorige menuniveau.
De SIA-indeling programmeren als de blokkenmode is ingeschakeld
Als in het systeem de blokkenmode is ingeschakeld (zie menu 63 = OPTIES), wordt aan het SIA-
indelingsmenu een extra niveau toegevoegd.
1 = SIA Meldingen
Als u het SIA-niveau selecteert, wordt op het bediendeel de optie 1 = SIA Meldingen weergegeven.
Druk op de toets ent om de eerste SIA-melding weer te geven: op het bediendeel verschijnen de trigger,
de triggerstatus en de toegewezen blokken.
1 = Status
Als u de trigger wilt aanpassen, selecteert u het vereiste triggertype met toets A of B en drukt u op de toets
ent. De optie 1 = Status wordt weergegeven. Als de status moet worden aangepast, drukt u op de toets ent.
Druk op 1 als u de status wilt instellen op Aan. Druk op 0 als u de status wilt instellen op Uit. Druk op ent
om de programmering op te slaan en terug te keren naar het vorige menuniveau.
2 = Blokken
Als in het systeem de blokkenmode is ingeschakeld (zie menu 63 = OPTIES), kunnen aan de
gebeurtenissen blokken worden toegewezen. Dit betekent dat de gebeurtenissen pas worden gesignaleerd
als ze plaatsvinden in toegewezen blokken. Druk op toets A. Op het bediendeel wordt de optie 2 = Blokken
weergegeven. Druk vervolgens op de toets ent om de status weer te geven van de blokken die aan de
trigger zijn toegewezen. Als onder het blok een J wordt weergegeven, worden de in dit blok optredende
gebeurtenissen gesignaleerd. Als er een N wordt weergegeven, wordt de gebeurtenissen voor het
betreffende blok niet gesignaleerd. Voer het bloknummer in om de status van de verschillende blokken
weer te geven. Wanneer alle blokken zijn toegewezen, drukt u op de toets ent om de programmering op te
slaan en terug te keren naar het vorige menuniveau.
Bevestiging voor meerdere blokken
Bevestigde uitgangen (en kanalen in DTMF-indeling, menuoptie 56.1.1.1) stellen alarmmeldingen in werking
voor meerdere blokken mits deze zijn toegewezen aan de betreffende uitgang of het betreffende kanaal. In de
signaleringsindelingen voor point-id (SIA, Microtech en Contact ID) worden bevestigde signalen verzonden
aan blokken die hetzelfde klantnummer delen. In menuoptie 56.1.1.2 (SIA) kunt u bijvoorbeeld per
systeemblok een ander klantnummer selecteren. Voor blok 1 en blok 2 kan hetzelfde klantnummer worden
geprogrammeerd. Als er in blok 1 sprake is van een enkel alarm dat binnen de bevestigingsperiode wordt
gevolgd door een enkel inbraakalarm in blok 2, wordt voor blok 2 een bevestigd alarmsignaal verzonden.
Multibloksystemen
De grotere Galaxy-centrales beschikken over 32 blokken. Deze worden weergegeven op het bediendeel in
blokken van acht blokken, die zijn onderverdeeld in A, B, C en D.
Selecteer het vereiste blok met toets A of B (A1–D8). Wanneer het eind van een blok is bereikt, wordt het
volgende blok van acht blokken geselecteerd. Druk op toets 1–8 om steeds de status van het relevante blok
in het huidige blok weer te geven en druk op de toets ent om de selectie te bevestigen.
Galaxy Dimension - Installatiehandleiding
6-114