Galaxy Dimension - Installatiehandleiding
53 - Programmeren Uitgangen (vervolg)
Link-uitgangen kunnen met een willekeurige linkoptiebron worden geactiveerd. Het functioneren van
de uitgang Link is afhankelijk van de uitgangsstatus en blokken die aan de uitgang zijn toegewezen.
De blokken die aan de link zijn toegewezen moeten ten minste één blok gemeen hebben met de linkuitgang
voordat de uitgang wordt geactiveerd. Deze functie kan worden gebruikt om het aantal verschillende in het
systeem beschikbare linkuitgangen te vermenigvuldigen.
OPMERKING: wanneer een zonefunctie de bron is van een uitgang van het type Link is een point-to-
point-link beschikbaar. Deze is even effectief als een directe aansluiting.
66 RF Storing (Vasthoudend)
De RF Storing-uitgang wordt geactiveerd wanneer door een van de RF RIO's die in het systeem zijn
geconfigureerd een aanzienlijke interferentie wordt waargenomen die zorgt voor radiostoring.
67 RF Supervisie (Vasthoudend)
De uitgang RF Supervisie wordt geactiveerd bij een supervisiefout van één van de RF-detectoren die in het
systeem zijn geconfigueerd. Dat wil zeggen wanneer het systeem geen signalen (zoals periodieke check-
insignalen) heeft ontvangen van een specifieke detector binnen de geprogrammeerde supervisieperiode.
68 Sirene Fout
De uitgang Sirene Fout wordt geactiveerd wanneer een Sirene Fout zone een foutmelding veroorzaakt.
69 Lage Spanning
De uitgang Lage Spanning wordt geactiveerd wanneer de spanning van de AUX-uitgangen beneden 10V zakt.
70 Lockout (Meegaand)
De uitgang Lockout is actief tussen de AAN- en UIT-tijden die zijn ingesteld voor het menu Lockout
Schema (menu 65.3.6=KLOKKEN.Autoset.Lockout Schema). De uitgangsstatus van Lockout is
Meegaand, hetgeen betekent dat de uitgang actief blijft tot de lockout wordt uitgeschakeld.
71 Kluistest (Puls)
De functie Kluistest wordt gebruikt voor het testen van zones die zijn geprogrammeerd als Kluisdetector .
Deze uitgang wordt gebruikt in combinatie met Zonecontrole (menuoptie 66 – Zonecontrole: - Status:
4 – Geforceerd). De uitgang Kluistest stuurt een positief verwijderde puls van vijf seconden naar de
kluissensoren. De zonecontrolefunctie registreert alle sensoren die niet worden geactiveerd tijdens de test en
voorkomt dat het systeem wordt ingeschakeld.
72 – 75 ATM-1, ATM-2, ATM-3, ATM-4 (Meegaand)
Een ATM-uitgang wordt geactiveerd als het bijbehorende ATM-zonetype wordt overbrugd. Deze uitgang is
een meegaande uitgang en volgt de overbrugde status van de ATM-zonetypen.
76 Fout (Vasthoudend)
Deze uitgang wordt geactiveerd wanneer er een foutomstandigheid aanwezig is op de centrale en wordt gewist
wanneer alle foutomstandigheden zijn gewist.
De volgende fouttypes activeren de foutuitgang:
Lijnfout (willekeurige module), PAC-communicatiefout (willekeurige module), RF-storing, RF-accufout, RF-
supervisiefout, sirenefout (van een sirenefoutzone), 230VAC-fout (centrale, 230V-zone of voeding), accufout
(centrale, accuzone of voeding), afdekfout.
Bij SMS doormeldingsfouten worden de foutuitgangen niet geactiveerd.
6-102