Het systeem uitschakelen
Systeem uitschakelen met een pincode
Tijdens de uitschakelprocedure die in gang wordt gezet door het openen van de zone LAATSTE of IN/UITG.
in een ingeschakeld blok, wordt het systeem uitgeschakeld door het invoeren van de gebruikerscode, gevolgd
door A.
•
Als de gebruiker geen keuze uit blokken heeft, worden alle aan de code toegekende blokken direct
uitgeschakeld.
•
Als de gebruiker blokken mag selecteren, wordt alleen het blok waaraan de zone LAATSTE of IN/UITG.
is toegekend, uitgeschakeld; alle overige blokken blijven ingeschakeld. De ingeschakelde status van de
overige blokken wordt weergegeven en er wordt gevraagd welke blokken nog meer moeten worden
uitgeschakeld. Toets de relevante cijfertoetsen voor de blokken die u wilt uitschakelen: de I of D (volledig
of deelbeveiligd ingeschakeld) veranderen in een knipperende U (Uitgeschakeld). Druk vervolgens op ent.
•
Als het systeem of blok wordt uitgeschakeld, klinken er drie korte piepjes ten teken dat het systeem
of blok is uitgeschakeld.
Uitschakelen door installateur
De installateur kan het systeem alleen uitschakelen indien dit met de installateurcode was ingeschakeld.
De installateurcode kan niet worden gebruikt voor het uitschakelen van een systeem dat is ingeschakeld met
een gebruikerscode.
Sleutelschakelaaropties
Met zones die zijn geprogrammeerd als SLEUTEL kunt u het systeem volledig en deelbeveiligd inschakelen
en uitschakelen. Zie de optie 52 = PROGR. ZONES.
Systeem inschakelen met een sleutelschakelaar
Met een SLEUTEL-zone start u de inschakelprocedure van elk van de blokken die is toegekend aan de
sleutelzone. Aan het einde van de uitlooptijd of wanneer de inschakelingsprocedure is beëindigd met een
LAATSTE- of PULS AAN-zone te sluiten, wordt de E/E-signalering vier seconden gestopt en hoort u daarna
twee lange tonen die bevestigen dat het systeem is ingeschakeld.
OPMERKING: Als het kenmerk Deelbeveiliging van de SLEUTEL is ingeschakeld (zie optie
52 = PROGR. ZONES), wordt het systeem deelbeveiligd door de SLEUTEL.
Systeem uitschakelen met een sleutelschakelaar
Door het activeren van een SLEUTEL-zone voor het blok waaraan deze is toegekend, wordt het blok direct
uitgeschakeld. Alle overige blokken waarvoor de SLEUTEL niet geldt, worden hierdoor niet beïnvloed en
blijven ingeschakeld.
Systeem inschakelen met kaarten, tags of key fobs
Met de Proximity-gebruikerskaarten kan het systeem in en uit worden geschakeld. Hierbij wordt aan een
gebruiker één van de inschakelopties toegekend (zie optie 42.1.8 = Wijzig Codes.Gebr. Codes.Kaart
Funktie). Als de kaart vijf seconden tegen een MAX-module of keyprox wordt gehouden, wordt de
geprogrammeerde functie op de kaart geactiveerd. Voor toegangbeheerlezers wordt de kaartfunctie geactiveerd
met een functieknop of door de kaart drie keer aan te bieden.
Is aan de kaartgebruiker een bediendeel toegekend, dan wordt de functie weergegeven op het toegekende
bediendeel. Als er geen bediendeel aan de kaartgebruiker is toegekend, wordt voor alle bediendelen in het blok
dat is toegekend aan de kaartgebruiker, "DRUK EEN TOETS" weergegeven. Als er een toets wordt ingedrukt,
wordt op het bediendeel met de toets de kaartfunctie weergegeven. Als er geen toetsen worden ingedrukt,
wordt op alle bediendelen voor de blokken die aan de kaart zijn toegewezen, het menu weergegeven.
Galaxy Dimension - Installatiehandleiding
6-6