9.6.5
Parametrering van de veiligheidsdeelfuncties
Voorwaarden
Voor een succesvolle inbedrijfstelling heeft u de parametreringstool "Assist CS.." no-
dig. U kunt de parametreringstool "Assist CS.." rechtstreeks in MOVISUITE
pen, downloaden op www.sew-eurodrive.com).
AANWIJZING
Er mag slechts één parametreringstool "Assist CS.." tegelijkertijd in het systeem wor-
den gebruikt.
Procedure van de parametrering
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap de parametrering van de veiligheidsdeelfuncties
beschreven.
1. MOVISUITE
2. Het netwerk scannen.
3. Start de parametreringstool "Assist CS..".
4. Voer het sleutelopslag-ID van het apparaat in en breng de verbinding tot
5. Actuele parametrering van het apparaat uploaden.
®
starten.
Scan het netwerk waarin zich uw engineering-interface naar het MOVITRAC
paraat (USB, Ethernet etc.) bevindt.
Start de parametreringstool "Assist CS.." vanuit het MOVISUITE
Er verschijnt een venster waarin u wordt gevraagd de sleutelopslag-ID en het
wachtwoord in te voeren.
stand.
Voer het sleutelopslag-ID van de veiligheidsoptie die moet worden geparame-
treerd en het bijbehorende wachtwoord in en bevestig de invoer met [OK].
Het sleutelopslag-ID is afgedrukt op de sleutelopslag. Als u voor de eerste keer
verbinding maakt, kunt u een wachtwoord instellen door het tweemaal in te voe-
ren.
Door de sleutelopslag-ID op te vragen, zorgt u ervoor dat de parametreringstool
"Assist CS.." verbinding maakt met het juiste apparaat.
Als alternatief kunt u de sleutelopslag-ID met de parametreringstool "Assist CS.."
uitlezen. Ga als volgt te werk:
•
Klik op de knop [Sleutelopslag-ID uitlezen].
•
Controleer of het geadresseerde apparaat aangeeft dat de sleutelgeheugen-ID
is uitgelezen via de led "F-RUN" (zie paragraaf "F-RUN LED"). Dit proces mag
maximaal een minuut duren. Na een minuut stopt het apparaat met knipperen
en wordt de bevestiging van de knippercode niet meer geaccepteerd. In dat ge-
val moet u het opvragen van de knippercode opnieuw starten.
•
De uitgelezen sleutelopslag-ID wordt overgebracht naar het veld "Sleutelop-
slag-ID".
Na het invoeren van het sleutelopslag-ID wordt de actuele parametrering van de
veiligheidsopties CSB/CSL vergeleken met de actuele parametrering in de para-
metreringstool "Assist CS..". Als beide records identiek zijn, wordt de parametre-
ringstool "Assist CS.." geopend. Als er een discrepantie is, verschijnt een dialoog-
venster waarin de gebruiker kan kiezen of het record van de veiligheidsoptie of het
record van de "Assist CS.." moet worden gebruikt.
Functionele veiligheid
Technische handleiding – MOVITRAC
9
Inbedrijfstelling
®
aanroe-
®
-ap-
®
-scherm.
273
®
advanced