AUTOGORDELS
2
De volgende raadgevingen gelden
voor de autogordels voor en achter.
6 8 - K e n u w a u t o
– Verander niets aan de
oorspronkelijke
veiligheidsvoorzieningen
(gordels, stoelen en
bevestigingen). Raadpleeg een
merkdealer voor speciale
werkzaamheden (bijv. monteren
van een kinderzitje).
– Zorg dat er geen voorwerpen
tussen de riemen worden
gestoken die speling kunnen
veroorzaken (zoals wasknijpers,
klemmetjes, enz.): een autogordel
die te los zit, kan bij een ongeval
verwondingen veroorzaken.
– Draag nooit de schoudergordel
achter de rug of onder de arm
langs aan de kant van het portier.
– Een autogordel mag nooit door
meerdere personen tegelijk
gebruikt worden. Sla uw gordel
nooit om een baby of een kind
heen dat op uw schoot zit.
– De gordel mag nooit gedraaid
zijn.
– Na een botsing moet u de
gordels laten controleren en
indien nodig vervangen. Gordels
die beschadigingen vertonen
moeten ook worden vervangen.
– Let er bij het terugplaatsen van
de achterbank op dat de
autogordels en sluitingen goed
zitten, zodat deze weer op de
juiste wijze kunnen worden
gebruikt.
– Let op dat de gesp van de
gordel in de juiste sluiting vastzit.
– Zorg dat er geen voorwerp in
de sluiting van de gordel kan
komen waardoor de werking
belemmerd wordt.
– Zorg dat u de sluiting goed
plaatst (deze mag niet verborgen
of bedekt worden door of blijven
haken achter personen of
voorwerpen).