RUITENWISSERS
Wanneer er zich obstakels
op de voorruit bevinden
2
(vuil, sneeuw, ijs...), maakt
u de voorruit (inclusief de centrale
zone achter de binnenspiegel)
schoon voordat u de
ruitenwissers inschakelt (risico op
oververhitting van de motor).
Als een obstakel de beweging
van een blad verhindert, kan dat
blad stoppen met wissen.
Verwijder het obstakel en schakel
de ruitenwisser opnieuw in met de
ruitenwisserschakelaar.
1 5 0 - K e n u w a u t o
Ruitensproeier
Met het contact aan, trek aan de
schakelaar 1 en laat los.
Door langer te drukken wordt de
ruitensproeier geactiveerd en maken
de ruitenwissers twee wisbewegingen,
een paar seconden later gevolgd door
een derde.
Voor auto's uitgerust met een
multimediascherm, kunt u de derde
wisbeweging van de
ruitenwisserbladen in- of uitschakelen
126.
Opmerking: Bij temperaturen onder
nul kan de ruitenwisservloeistof
aanvriezen op de voorruit en het zicht
verminderen. Verwarm de voorruit met
behulp van de
ontwasemingsschakelaar voordat u ze
reinigt.
Controleer bij
werkzaamheden onder
de motorkap of de
schakelaar van de
ruitenwisser in stand B (uit) staat.
Verwondingsgevaar