ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR
Op basis van informatie van een radar
of camera kunt u met de adaptieve
snelheidsregelaar (of de Stop and Go
adaptieve snelheidsregelaar bij
voertuigen met een automatische
versnellingsbak) de geselecteerde
3
snelheid (ook bekend als
kruissnelheid) aanhouden terwijl u op
volgafstand blijft van het voertuig voor
u in dezelfde rijstrook.
Afhankelijk van het voertuig kan het
systeem, wanneer de functie
"Verkeersborddetectie" is geactiveerd
235, de snelheid van uw voertuig
aanpassen aan de
snelheidslimietborden die door de
camera worden herkend.
Bij voertuigen met een automatische
versnellingsbak kan de Stop and Go
adaptieve snelheidsregelaar, als uw
voorligger stopt, de auto wellicht
volledig afremmen en tot stilstand
brengen voordat u weer verder kunt
rijden.
Het systeem laat uw auto versnellen
en vertragen met behulp van de motor
en het remsysteem.
Het maximumbereik van het systeem
is ongeveer 140 meter. Dit kan
variëren afhankelijk van de
wegomstandigheden
(hoogteverschillen,
weersomstandigheden, enz.)
2 4 6 - R i j d e n
De adaptieve snelheidsregelaar kan,
afhankelijk van de rijomstandigheden
(verkeer, weer, enz.), als volgt worden
ingeschakeld:
– van 0 tot 160 km/u bij auto's met een
automatische versnellingsbak;
– van 30 tot 160 km/u bij auto's met
een handgeschakelde versnellingsbak.
De functie wordt aangeduid met het
symbool
.
Opmerking:
– de bestuurder moet zich houden aan
de maximumsnelheden en veilige
afstanden conform de wetgeving van
het land waar hij rijdt.
– De adaptieve snelheidsregelaar kan
het voertuig afremmen tot een derde
van het remvermogen. Naargelang
van de situatie moet de bestuurder
mogelijk zelf harder remmen.
De adaptieve
snelheidsregelaar kan geen
noodstop activeren en heeft
slechts een beperkte
remcapaciteit.
Deze functie is een extra
hulp tijdens het rijden.
Ook met deze extra
rijhulp is de bestuurder
altijd verplicht om zich aan de
snelheidslimieten en veilige
afstanden te houden en alert te
blijven.
De bestuurder moet altijd controle
houden over de auto.
De bestuurder moet altijd zijn
snelheid aanpassen aan de
omgeving en aan de
verkeersomstandigheden.
Gebruik de adaptieve
snelheidsregelaar buiten de
bebouwde kom, op brede
wegen met zichtbare lijnen.
De snelheidsregelaar kan een
beperkte werking hebben op een
zeer bochtige of gladde weg (ijzel,
aquaplaning, kiezelsteentjes) en
bij slechte weersomstandigheden
(mist, regen, zijwind, enz.).
Kans op ongevallen.