STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR
Zet nooit het contact
uit voordat de auto
helemaal stilstaat. Als
de motor niet meer
draait, zijn er geen stuur- en
rembekrachtiging meer. Ook
werken veiligheidsvoorzieningen,
zoals airbags en gordelspanners,
niet meer.
Parkeer de auto niet of
blijf niet met draaiende
motor staan op een
plaats waar de uitlaat
zich boven brandbaar materiaal
bevindt. Onder ongunstige
omstandigheden (droogte, harde
wind) kan brand ontstaan als de
hete uitlaat in contact komt met
gras of bladeren.
Verantwoordelijkheid
van de bestuurder
tijdens het parkeren of
stoppen van de auto
Laat nooit, ook niet heel even,
een kind, een afhankelijke
volwassene of een dier in de auto
achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in
gevaar brengen door bijvoorbeeld
de motor te starten, door organen
te bedienen zoals de
ruitbediening, of de portieren te
vergrendelen, enz.
Bovendien kan bij warm, zonnig
weer de temperatuur in het
interieur heel erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR
VAN ERNSTIG LETSEL.
"Handsfree" starten met geopende
achterklep
In dat geval mag de kaart zich niet in
de bagageruimte bevinden, om te
vermijden dat u ze kwijtraakt.
Functie accessoires
(contact aanzetten)
Zodra u bent ingestapt, kunt u een
aantal functies van de auto (radio,
navigatiesysteem ruitenwisser, enz.)
gebruiken.
Om de andere functies te gebruiken,
drukt u met de kaart in de auto op de
knop 2 zonder de pedalen in te
drukken.
3
R i j d e n - 1 6 7