EXTRA RIJHULPMIDDELEN
Het systeem in-/uitschakelen via
de boordcomputer 3
– Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 4 om het
tabblad "VOERTUIG" weer te geven.
– druk herhaaldelijk op knop 5 of 6
om het menu "INSTELLINGEN" te
openen. Druk op schakelaar 7 OK;
– druk herhaaldelijk op knop 5 of 6
om het menu "RIJHULPSYSTEMEN"
te openen. Druk op schakelaar 7 OK;
– druk op knop 5 of 6 om naar het
menu "Actief remmen" te gaan en druk
vervolgens op schakelaar 7 OK.
Druk nogmaals op schakelaar 7 OK
om de functie te activeren of te
deactiveren:
functie ingeschakeld
functie uitgeschakeld.
Bij het uitschakelen van het systeem
verschijnt het waarschuwingslampje
of, afhankelijk van de auto, licht
het gele waarschuwingslampje
op.
Als het systeem actief is, verdwijnt het
controlelampje.
Instellingen
Voer deze aanpassingen
uitsluitend uit als de auto
stilstaat.
Instellingen aanpassen op het
multimediascherm 2
Als de auto stilstaat, raadpleegt u de
multimedia-instructies om toegang te
krijgen tot de functie-instellingen op
het multimediascherm 2 :
– "Waarschuwing": pas het
gevoeligheidsniveau van de
waarschuwing aan. Selecteer hiervoor:
– « Laat » ;
– « Standaard » ;
– « Vroeg ».
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van
het multimediasysteem voor meer
informatie.
3
R i j d e n - 2 2 9