OP DE VOORPLAATS(EN)
Til de handgreep 1 op en houd deze
vast om de stoel te ontgrendelen.
In de gewenste stand laat u hem los.
Controleer of de stoel vergrendeld is.
Zitting hoger of lager zetten
Beweeg de hendel 3 zo vaak als nodig
is omhoog of omlaag tot de gewenste
positie is bereikt.
Rugleuning verstellen
Trek de handgreep 2 of 4 omhoog en
zet de rugleuning in de gewenste
stand.
Laat dan de handgreep los en
controleer de vergrendeling.
Controleer na het
afstellen of de
rugleuningen goed zijn
vergrendeld.
Voer deze
aanpassingen
uitsluitend uit als de
auto stilstaat.
Voor een optimale werking van de
autogordels moet u de
rugleuningen niet te veel
achterover zetten.
Laat geen voorwerpen op de
vloer (vóór de bestuurder) liggen.
In geval van plotseling remmen
kunnen deze onder de pedalen
terecht komen, waardoor de
bestuurder deze niet meer goed
kan bedienen.
Centrale armleuning 5
(afhankelijk van de auto)
Als u de stand van de armsteun wilt
aanpassen, schuift u deze naar voren
of naar achteren totdat deze niet
verder kan.
K e n u w a u t o - 6 1
2