15.3.2 Remk/auw uit- en inbouwen
Uitbouwen
-
Draai de wielbouten iets 105.
Krik de auto aan de achterzijde op en plaats hem op bokken.
Verwijder de achterwielen.
Verwijder de remblokken zoals beschreven in paragraaf
15.3.1.
Remmen
Breng de pen (3 in figuur
15.9)
aan. Draai de moer (4) zodanig vast dat de
twee halve klauwen goed tegen elkaar worden geklemd.
Maak de toevoerleiding
(1)
105 en dicht de leiding af.
Verwijder de bouten (2) en verwijder de remklauw.
Figuur 15.9: Remklauw uitbouwen
Inbouwen
-
Breng de remklauw aan.
Breng de bouten aan. Let opt Het schroefdraad en het drukvlak van de bou-
ten moeten worden ingevet. Draai de bouten vast met 70 ±7 Nm.
Sluit de toevoerleiding
(1)
aan.
Verwijder de pen (3).
Breng de remblokken aan zoals beschreven in paragraaf 15.3.1.
Ontlucht het remsysteem volgens de methode beschreven in paragraaf
15.6.
-
Breng de wielen en de wielbouten aan.
-
Laat de auto op zijn wielen zakken en draai de wielbouten met het voorge-
schreven aanhaalmoment vast.
15.3.3 Remschijf contro/eren en uit- en inbouwen
Let opt Vervang altijd de remschijven voor het linker- en het rechterwiel gelijk-
tijdig.
Remschijfdikte contro/eren
-
Verwijder het wiel.
-
Controleer de dikte van de remschijf op verschillende plaatsen met een mi-
crometer van
0/50
mm (zie figuur
15.10).
Zie hoofdstuk
21
Technische gege-
vens voor de juiste dikte.
-
Het dikteverschil op dezelfde omtrek mag maximaal
0,01
mm bedragen.
CITROEN C5 -
221