Wielophanging en vering
Inbouwen
-
Breng de rubberlagers op de stabilisatorstang aan.
Breng de stabilisatorstang via de achterzijde van het subframe aan.
Breng de moeren (4 in figuur 12.14) aan (zonder ze vast te draaien).
Breng het subframe op z'n plaats.
Breng de beugels (12 in figuur 12.17) aan. Draai de bouten
(11)
vast met 140
±14 Nm, de bouten (10) met 100 ±10 Nm en de moeren (13) met 9 ± 1 Nm.
Monteer de steun van de uitlaat (9). Draai de moeren (8) vast met 9 ±1 Nm
en de moeren (7) met
11
±1 Nm.
Auto's met hydractieve vering 3+: Breng de moeren (5 en 6 in figuur 12.15
en 12.16) aan.
Plaats de stabilisatorstang zo dat de afstand (A in figuur 12.18) 50 ±5 mm be-
draagt.
Figuur 12.18: Afstand A
=
50 ±5 mm
-
Controleer de stand van de stabilisatorstang. De uitlijning links en rechts (fi-
guur 12.19) moet gelijk zijn.
Figuur 12.19: Stand stabilisatorstang
B
Links en rechts identiek
C
Links en rechts identiek
o
-
Draai aan beide zijden de moeren (4 in figuur 12.14) vast met 42 ±6 Nm en
de moer (3) met 64 ±6 Nm.
-
Breng de klem op de stabilisatorstang aan.
-
Plaats de hoogtebediening in de hoogste stand.
-
Breng de wielen aan.
-
Zet de auto op de wielen en draai de wielbouten vast met
90 ±10
Nm.
12.2.5 Subframe uit- en inbouwen
Speciaa/ gereedschap (Citroen)
Kogeltrekker. . . . . . . . . .
6323-T
CITROEN C5 -
177