Wielophanglng ell verlllg
-
Plaats de hoogtebediening in de hoogste stand.
-
Breng het wiel aan.
-
Zet de auto op de wielen en draai de wielbouten vast met 90
±10
Nm.
12.2.3 Wieldraagarm uit- en inbouwen
Speciaal gereedschap (Citroifm)
Kogeltrekker. . . . . . . . . .
Uitbouwen
-
Draai de wielbouten enkele slagen los.
Krik de voorzijde van de auto op en zet hem op bokken.
Verwijder het voorwiel.
Plaats de hoogtebediening in de laagste stand.
6323-T
Verwijder de moer van de fuseekogel en maak de fuseekogel los met
behulp van een geschikte trekker (speciaal gereedschap 6323-T), zie ook fi-
guur 11.1.
Verwijder de bouten (3 in figuur 12.12) de borgmoer (4), de bout (5) en ver-
wijder de wieldraagarm (6).
Inbouwen
Let op!
Vervang de Nylstop-moeren.
Figuur 12.12: Wieldraagarm uit-
bouwen
-
Breng de wieldraagarm (6). de bout (5), de borgmoer (4) en de bouten (3)
aan. Zet de moer (4) en de bout (3) met de hand vast. Zet de moer (4) en de
bout (3) met de hand vast.
Let op!
V66r het vastzetten moet het uiteinde (a
in figuur 12.13) van de wieldraagarm zich onder het onderste vlak (b) van
het voorste subframe bevinden (A = 10 mm).
Draai de bout (5) vast met
130
±13 Nm en de bouten (3) met SO ±S Nm.
Breng de draagarm aan op de fuseekogel. Vervang de Nylstop-moer en zet
deze vast met 45 ±4 Nm.
Plaats de hoogtebediening in de hoogste stand.
Breng het wiel aan.
Zet de auto op de wielen en draai de wielbouten vast met 90
±10
Nm.
174 -
CITROEN C5