Pagina 2
CITROËN prefereert Een samenwerking die staat voor innovatie CITROËN en TOTAL, al 35 jaar parnters, ontwikkelen in nauwe samenwerking motoren en smeermiddelen met de meest geavanceerde technieken. Specifieke motorolie De onderzoeksteams van CITROËN en TOTAL werken samen om u de beste technologische combinatie te kunnen bieden op het gebied van motoren en smeermiddelen.
Pagina 3
Dit instructieboekje gaat over zowel de standaard als de extra uitrustingen met de corresponderende oorspronkelijke technische gegevens. Het uitrustingsniveau van uw auto hangt af van de uitvoering, de gekozen extra’s en het verkoopland van uw auto. Bepaalde in dit instructieboekje genoemde uitrustingen kunnen pas in de loop van het jaar beschikbaar zijn.
Pagina 5
Bedankt voor uw keuze en gefeliciteerd. Lees dit boekje goed door voordat u gaat rijden. Het bevat alle informatie over het besturen van deze auto en over de uitrusting, evenals belangrijke aanbevelingen. Verder vindt u in dit boekje gebruiksvoorzorgen, informatie over het reguliere onderhoud en tips voor het onderhouden van uw auto, teneinde de veiligheid en betrouwbaarheid van uw nieuwe CITROËN te behouden.
Pagina 8
INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk III COMFORT Openen en sluiten - Automatische vergrendeling tijdens het rijden ....67-68 Ventilatie - Verwarming ....................69-70 Handbediende airconditioning ....................71 Automatische airconditioning ..................72 74 Achterzitplaatsen ......................75-76 Opstelling van de stoelen ....................77 Airbags ............................ 78 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ..............79-80 Binnenverlichting ........................81 Comfort in de auto ......................
Pagina 9
INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk V PRAKTISCHE ADVIEZEN Brandstof tanken ......................... 103 Lampen vervangen ....................104 108 Veiligheidsadviezen ......................109 Wiel verwisselen ......................110 112 Lekke band ..........................113 Slepen - Takelen ........................114 Hoofdstuk VI TECHNISCHE GEGEVENS Brandstofverbruikscijfers (in liter/100 km) ..............115 Algemeen ........................116-117 Afmetingen (in meters) ....................118-119 Identificatie ...........................
INSTRUMENTENPANEEL UITVOERINGEN BENZINE EN SPORT Uitvoering Sport C2-2006-01-ENG.indd Sec1:8 C2-2006-01-ENG.indd Sec1:8 BAT-C2_2006-01_ NEL_indexe.indd Sec1:8 BAT-C2_2006-01_ NEL_indexe.indd Sec1:8 24/03/2006 17:12:18 24/03/2006 17:12:18 25/04/2006 11:17:17 25/04/2006 11:17:17...
Pagina 13
INSTRUMENTENPANEEL DIESELMOTOREN A. Bediening: E. Display Sensodrive versnellingsbak H. Weergave signaleringen Regelbare weerstand verlichting F. Bediening: I. Snelheidsmeter Rijden in het donker (Black panel) Dagkilometerteller resetten J. Weergave: Onderhoudsintervalindicator G. Weergave: B. Brandstofmeter Snelheidsregelaar/-begrenzer Oliepeilmeter C. Toerenteller Voor de inrijperiode: zie 'Inrijden'.. Dagkilometerteller Totaalkilometerteller D.
CONTROLELAMPJES Het oplichten van een controlelampje kan vergezeld gaan van een bericht en/of een geluidsignaal Motoroliedruk Wa a rs ch u w i n g s l a m p j e SERVICE handrem, remvloeistofni- Dit licht enkele seconden op bij Dit controlelampje blijft bran- veau en storing remdruk- elke keer dat u het contact aan-...
Pagina 15
CONTROLELAMPJES Uitschakelen passagier- Voet op rem (SensoDrive sairbag versnellingsbak) Normale werking zie "Airbags". Het knipperen van dit lampje op Dit licht enkele seconden op bij instrumentenpaneel duidt elke keer dat u het contact aan- Het lampje wordt tijdens het star- erop dat u het rempedaal in moet trappen zet.
RUITENWISSERS Stand : de wissnelheid is afhankelijk van de rijsnelheid. Stand 1 en 2: als de auto stilstaat, wordt de wissnelheid automatisch verminderd. Om veiligheidsredenen worden de ruitenwissers stilgezet, zodra u het contact afzet. Na aanzetten van het contact kunt u de ruitenwissers als volgt weer activeren: •...
Pagina 17
RUITENWISSERS B. Ruitenwisser achter Vervangen van de ruitenwisser- bladen In de eerste stand Om de wisserbladen te kunnen vervangen, Stop. moet u de wisserarmen in de onderhouds- stand zetten. Dat doet u door het contact In de tweede stand uit te zetten en dan binnen een minuut de ruitenwissers aan te zetten.
SIGNALERING Geluidssignaal vergeten verlich- ting De zoemer is te horen als u na het afzet- ten van het contact het bestuurdersportier opent terwijl de verlichting nog brandt. Het geluid stopt bij het sluiten van het por- tier, het uitschakelen van de verlichting of het weer aanzetten van het contact.
Pagina 19
SIGNALERING Bediening van de verlichting "Follow me home"-verlichting Met deze functie kunt u het dimlicht van de auto inschakelen om in het donker uw weg te kunnen vinden. Inschakelen van deze functie: Alle lichten UIT • Handmatig, door de verlichtingsscha- kelaar naar u toe te trekken bij afgezet contact.
Pagina 20
SIGNALERING Mistlichten voor en achter (ring C) Schakel het dim-/grootlicht in. Draai de ring C van u af. Mistlampen vóór aan MISTACHTERLICHTEN (Ring B) Schakel het dim-/grootlicht in. Draai de ring C van u af. Draai de ring B van u af. Mistlampen vóór en achter aan Uitschakelen één stand van u af draaien: mistlampen uit.
INSTELLINGEN BESTUURDERSPLAATS Stuurwiel verstellen Autogordel in hoogte verstellen Koplampen verstellen U kunt het stuurwiel in hoogte en diepte De riem moet midden over de schouder Het is raadzaam de reikwijdte van de licht- verstellen. gedragen worden. Zie hoofdstuk "Voor- bundel van de koplampen aan te passen zorgsmaatregelen".
Pagina 23
VOORSTOELEN Met de hand te bedienen functies Hoofdsteun Voor het verstellen van de hoofdsteun trekt u deze naar voren en schuift u hem tegelijkertijd omhoog of omlaag. Het instelling is correct wanneer de bovenkant van de hoofdsteun op dezelfde hoogte zit als de bovenkant van uw hoofd. Om de hoofdsteun te verwijderen zet u deze eerst in de hoogste stand en duwt u met een muntstuk het lipje omhoog.
SPIEGELS Elektrisch bediende buitenspie- Inklappen van de buitenspiegels Binnenspiegel gels Met het palletje aan de onderkant kunt u de Als u de auto parkeert, kunt u de buiten- spiegel verstellen in een van de twee moge- spiegels handmatig of elektrisch inklappen. Uw auto is uitgerust met elektrisch bediende lijke standen: buitenspiegels.
RUITEN Antiklemvoorziening op de ruit aan bestuurderszijde De antiklemvoorziening stopt het sluiten van de ruit als deze beweging gehinderd wordt door een obstakel: de ruit gaat dan weer open. Nadat de accupolen zijn losgenomen of als het dak niet goed werkt, moet de antiklem- voorziening opnieuw geïnitialiseerd worden: •...
SNELHEIDSREGELAAR Deze voorziening stelt u in staat om constant met een door u ingestelde snelheid te rijden zonder het gaspedaal aan te raken. U kunt deze voorziening gebruiken vanaf een minimumsnelheid van circa 40 km per uur en uitsluitend in de twee hoogste versnellingen. De bediening A van de snelheidsregelaar bevindt zich onder de bedieningsorganen van de verlichting en de signalering.
SNELHEIDSREGELAAR De kruissnelheid tijdelijk overschrijden Snelheidsregelaar opnieuw inschakelen • Door de laatst opgeslagen kruissnelheid op te roepen: Tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar kunt u door het gaspedaal in te trappen op elk willekeurig moment de ingestelde snelheid overschrijden Druk, nadat de snelheidsregelaar is uitgeschakeld, op de (bijvoorbeeld om in te halen).
SNELHEIDSBEGRENZER Met behulp van dit systeem kunt u zelf een maximumsnelheid instellen. Deze snelheid moet wel hoger zijn dan 30. De bediening A van de snelheidsbegrenzer bevindt zich onder de lichtschakelaar. Opmerking: informatie met betrekking tot de snelheidsbegrenzer wordt weergegeven op het display van instrumentenpaneel B.
SNELHEIDSBEGRENZER Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer Druk op de toets 3 op het uiteinde van de bediening A. De aanduiding "OFF" verschijnt op het instrumentenpaneel. De ingestelde snelheid blijft in het geheugen en wordt nog steeds op het display aangegeven. Maximumsnelheid tijdelijk overschrijden Het is op elk moment mogelijk de ingestelde maximumsnelheid te overschrijden, door het gaspedaal volledig in te trappen.
VENTILATIE - VERWARMING - HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING 1. Luchtverdeling HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING Luchtstroom recht van voren (Ventilatieroosters open) Luchtstroom naar de voeten bij de voor- en achterzitplaatsen (Ventilatieroosters gesloten) Luchtstroom naar de voeten, de voorruit en de portierruiten Luchtstroom gericht naar de voorruit en de portierruiten Ontwaseming - Ontdooiing U kunt de verdeling van de aangejaagde lucht naar wens wijzigen door de VENTILATIE - VERWARMING...
Pagina 31
VENTILATIE - VERWARMING - HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING Voor een juist gebruik van de klimaatregeling, adviseren wij u onderstaand schema aan te houden: Gewenste instel- ling… Bediening 1 Bediening 4 Bediening 3 Bediening 5 Bediening 2 Eerst maximaal koud Eerst maximaal en Koud en dan naar wens dan naar wens instel-...
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING Bedieningspaneel Wanneer de airconditioning permanent in de automa- tische stand staat, zorgt deze voor een aangename atmosfeer in de auto, ongeacht de weeromstandigheden (druk hiertoe op de toets « AUTO »). Als de airconditioning niet is ingeschakeld, kan de tem- peratuur in de auto nooit lager worden dan de buiten- temperatuur.
DISPLAYS Display A NaviDrive kleurendisplay Klokje Om de tijd in te stellen, drukt u op de bedie- ning 1 voor het instellen van de uren en op de bediening 2 voor het instellen van de minuten. Display C C2-2006-01-ENG.indd Sec1:29 C2-2006-01-ENG.indd Sec1:29 BAT-C2_2006-01_ NEL_indexe.indd Sec1:29 BAT-C2_2006-01_ NEL_indexe.indd Sec1:29...
AFSTANDSBEDIENING Centraal ontgrendelen Wanneer u kort op de bediening B drukt, wordt de auto ontgrendeld. Dit wordt zichtbaar gemaakt door het knipperen van de richtingaanwijzers en het branden van de binnenverlichting (mits ingeschakeld). Ook klappen dan de buitenspiegels uit. Centrale vergrendeling – Supervergrendeling Druk kort op de toets A om de auto te vergrendelen.
Pagina 36
AFSTANDSBEDIENING Lege batterij afstandsbediening Als de batterij van de afstandsbediening leeg is, verschijnt er een bericht op het display en klinkt er een geluidsignaal. Bovendien gaat het controlelampje SERVICE branden. Vervangen van de batterij van de afstandsbediening Verwijder eventueel eerst de sleutelhanger. Klik de afstandsbediening van achteren open (zie afbeelding).
SLEUTEL Centrale vergrendeling met de sleutel Met de sleutel kan de auto centraal vergrendeld worden. Supervergrendeling: centrale vergrendeling met de sleutel Door meteen na het vergrendelen de sleutel nog een keer in het slot te verdraaien, wordt de supervergrendeling ingeschakeld. Het openen van de portieren van binnenuit of van buitenaf is nu niet meer mogelijk.
CODEKAARTJE Als de auto van eigenaar wisselt, is het absoluut noodzakelijk dat het codekaartje aan de nieuwe eigenaar wordt gegeven. Bewaar dit kaartje op een veilige plaats. Laat dit kaartje nooit in de auto liggen. Bij uw auto hoort een kaartje met vertrou- Advies welijke gegevens.
ALARMINSTALLATIE Het alarm met behulp van de afstandsbediening uitschakelen Ontgrendel de auto door op de toets B van de afstandsbediening te drukken. De slui- merstand - en daarmee het alarm - wordt uitgeschakeld. Het alarm met behulp van de sleu- tel uitschakelen Ontgrendel de portieren met de sleutel.
ALARMINSTALLATIE Inschakelen van het alarm Uitschakelen van de interieurbeveiliging Controleer eerst of alle portieren, de achterklep en het schuifdak Het is mogelijk het alarm te gebruiken met alleen de uitwendige goed gesloten zijn. beveiliging, dus zonder interieurbeveiliging (wanneer u bijvoorbeeld een hond in de auto achterlaat).
STUURSLOT - CONTACT - STARTMOTOR Afhankelijk van de uitvoering van de auto D: Starten worden de volgende lampjes nu getest: Laat de sleutel los zodra de motor is aan- • Kort branden: geslagen. Gebruik deze stand nooit als de motor draait. Starten en stoppen van de motor: Zie "Starten".
RIJDEN Handgeschakelde versnellings- SensoDrive versnellingsbak ADVIES • Controleer of de stand N is inge- schakeld. • Alvorens u de motor start, dient u Auto's met turbomotor zich ervan te vergewissen dat de • Houd het rempedaal ingetrapt. Laat de motor voor het afzetten altijd een versnellingshendel in de vrijstand •...
STOP & START Uw auto kan voorzien zijn van de functie "Stop & Start", dat gekoppeld is aan de Sensodrive versnellingsbak. Dit systeem schakelt de motor in de sluimerstand, wanneer de auto stilstaat (stoplicht, stopstreep, file…). In deze toestand is het brandstofverbruik evenals de uitstoot van milieuvervuilende gassen nihil en is de motor volledig geluidsloos. De motor start onmiddellijk wanneer u wegrijdt.
STOP & START In sommige gevallen zal de motor niet in de sluimerstand worden geschakeld: Voordat het systeem de motor in de sluimerstand schakelt, controleert het automatisch eerst of aan een aantal voorwaarden op het gebied van de veiligheid, het thermisch comfort of de bescherming van de motor wordt voldaan. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de motor niet in de sluimerstand kan worden geschakeld of uit zichzelf kan starten: •...
STOP & START Uitschakelen van de functie "Stop & Start": U kunt, wanneer u wilt, de functie "Stop & Start" direct uitschakelen door op de toets "ECO OFF" links op het centrale dashboardgedeelte te drukken. Het lampje in de toets licht op en uw auto functioneert dan weer als een normale auto. U kunt het systeem weer inschakelen door opnieuw op de toets "ECO OFF"...
INSTRUMENTENPANEEL Oliepeilmeter Wanneer het contact wordt aanzet, wordt de onderhoudsintervalindicator enkele seconden verlicht. Vervolgens wordt gedurende enkele seconden het motorolieniveau aangegeven. Zie: "Onderhoudsintervalindicator". Een verkeerd oliepeil kan leiden tot ernstige motorschade. De weergave "OIL OK" duidt op een normale werking. Weergave Bij het openen van het bestuurdersportier Het knipperen van "OIL"...
ONDERHOUDSINTERVALINDICATOR Deze indicator informeert u wanneer de volgende voorgeschreven onderhoudsbeurt dient plaats te vinden. De informatie wordt bepaald op basis van de volgende twee factoren: het aantal afgelegde kilometers en de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt. Werking Als het aantal kilometers tot de Als de kilometerstand voor de eerstvolgende onderhoudsbeurt onderhoudsbeurt is overschre-...
DASHBOARDVERLICHTING – BLACK PANEL Rijden in het donker • Wanneer u de eerste keer op de bedie- ning D "DARK" drukt, dan schakelt u het display in een sluimerstand. Bovenin het display wordt dan alleen de tijd en de temperatuur weergegeven. •...
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY DISPLAY A Het is raadzaam niet de instellingen van het scherm te wijzigen terwijl u rijdt. 1. Tijd. 2. Datum - Weergavedeel. • Radio-CD (Zie instructieboekje autora- 3. Buitentemperatuur. dio-CD). Bediening Als de buitentemperatuur tussen -3 en +3 •...
Pagina 50
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY DISPLAY A Persoonlijke instellingen Aan-/uitzetten automatische werking van de achterruitenwisser bij In- en uitschakelen automatische ver- inschakelen van de achteruitverstelling: lichting: • Druk op toets A. In- en uitschakelen van de "Follow me • Druk op toets A. •...
Pagina 51
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY DISPLAY A Taalinstelling: • Druk op toets A. • Selecteer met behulp van B het sub- menu "Taal". Bevestig uw keuze door op C te drukken. • Druk op E om de door uw gewenste taal te kiezen. •...
Pagina 52
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY DISPLAY C Persoonlijke instellingen:• acti- veren/uitschakelen: • Automatisch inschakelen van de achterruitenwisser. • Follow-me-home-verlichting. • Automatische verlichting. Kiezen: Het is raadzaam niet de instellingen van het • Lichtsterkte, tijd, datum en eenheden. scherm te wijzigen terwijl u rijdt. •...
Pagina 53
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY DISPLAY C Boordcomputer Persoonlijke instellingen • Kies met knop B verlichting en signale- ring. Bevestig uw keuze door op C te Invoeren van de af te leggen afstand: Aan-/uitzetten automatische drukken. werking van de achterruitenwisser bij • Druk op toets A. •...
Pagina 54
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY DISPLAY C Datum en tijd instellen: Kiezen van de eenheden: • Druk op toets A. • Druk op toets A. • Kies met knop B het icoon "Persoonlijke • Kies met knop B het icoon "Persoonlijke instellingen" en bevestig uw keuze door instellingen"...
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY NAVIDRIVE KLEURENDISPLAY Navigatiesysteem (Zie het NaviDrive-boekje) Audio (Zie het NaviDrive-boekje) Boordcomputer (Zie het NaviDrive-boekje) Register Het is raadzaam niet de instellingen van het Bediening scherm te wijzigen terwijl u rijdt. A. Toegang tot het menu "Algemeen" van (Zie het NaviDrive-boekje) 1.
BOORDCOMPUTER Druk stapsgewijs op het uiteinde van de Instrumentenpaneel (Voor uitvoe- Display A ruitenwisserschakelaar om de gewenste ring met digitaal klokje) De boordcomputer geeft 5 typen informatie informatie van de autoradio op het display weer: De boordcomputer geeft vier typen informa- zichtbaar te maken.
BOORDCOMPUTER Opmerking: Na de nulstelling van de computer is de informatie over de actieradius pas betrouw- baar na een bepaalde gebruikstijd. Display C NaviDrive kleurendisplay De boordcomputer geeft direct toegang tot de volgende 3 typen informatie: • De actieradius. • Het brandstofverbruik van het moment.
Pagina 58
BOORDCOMPUTER Instrumen- Displayuitvoering Displayuitvoering C tenpaneel Actieradius Dit is het aantal kilometers dat nog kan worden afgelegd met de resterende hoeveelheid brandstof in de tank. Als de nog af te leggen afstand minder is dan circa 25 km, worden slechts drie streepjes weergegeven. Gemiddeld verbruik Dit is het gemiddeld brandstofverbuik over de afgelegde afstand sinds de laatste keer dat de boordcomputer op nul...
BOORDCOMPUTER NaviDrive kleurendisplay Actieradius Dit is het aantal kilometers dat nog kan worden afgelegd met de resterende hoeveelheid brandstof in de tank. Als de nog af te leggen afstand minder is dan circa 25 km, worden slechts drie streepjes weergegeven. Actueel verbruik Dit is het gemeten brandstofverbruik van de laatste 2 seconden.
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Achteruit Schakel nooit in de achteruitversnelling als de auto (nog) niet geheel stilstaat. Schakel rustig om "kraken" tijdens het scha- kelen te voorkomen. Versnellingspook van de handge- schakelde versnellingsbak. C2-2006-01-ENG.indd Sec1:56 C2-2006-01-ENG.indd Sec1:56 BAT-C2_2006-01_ NEL_indexe.indd Sec1:56 BAT-C2_2006-01_ NEL_indexe.indd Sec1:56 24/03/2006 17:13:29 24/03/2006 17:13:29 25/04/2006 11:17:20...
SENSODRIVE VERSNELLINGSBAK ALGEMEEN Met de 5-traps Sensodrive-versnellingsbak kunt u kiezen uit twee manieren van scha- Weergave op het display kelen: • De ingeschakelde stand en de signa- • Automatisch. lering "AUTO" verschijnt op het instru- mentenpaneel, ook bij afgezet contact, •...
Pagina 62
SENSODRIVE VERSNELLINGSBAK ALGEMEEN Gebruik van de SensoDrive versnellingsbak Neutraal Selecteer niet deze stand als de auto rijdt, zelfs niet voor een kort moment. Achteruit Schakelen in de achteruit R: Het is alleen mogelijk om in de achteruitversnelling te schakelen met de selectiehen- del.
Pagina 63
SENSODRIVE VERSNELLINGSBAK ALGEMEEN Stilstaande auto met draaiende motor Wanneer de auto langere tijd met draaiende motor stilstaat, schakelt de versnellingsbak automatisch in de vrijstand. Zet de motor af Voordat u de motor afzet kunt u kiezen uit de volgende mogelijkheden: •...
SENSODRIVE VERSNELLINGSBAK AUTOMATISCHE STAND De versnellingsbak kiest steeds de stand die het best past bij de volgende factoren: • rijstijl. • wegdek. • belading van de auto. Tijdelijk handmatig schakelen Wanneer de versnellingsbak in de stand voor automatisch schakelen staat en u de flippers "+"...
SENSODRIVE VERSNELLINGSBAK HANDMATIGE WERKING • Het schakelen van de ene versnelling in de andere is alleen mogelijk als het toerental dat toestaat. • Zodra de motor het maximumtoeren- tal bereikt en de omstandigheden het toelaten, schakelt het systeem automa- tisch in een hogere versnelling. Resetten In de volgende gevallen moet de Senso- Drive versnellingsbak gereïnitialiseerd wor-...
REMMEN Parkeerrem Trek de handrem aan wanneer u de auto parkeert. Trek hem extra stevig aan als u de auto op een helling parkeert. Om het aantrekken van de handrem te vergemakkelijken, wordt geadviseerd gelijktijdig het rempe- daal in te trappen. Schakel onder alle omstandigheden als voorzorgsmaatregel de eerste versnelling in.
REMMEN ABS Antiblokkeersysteem Het ABS vergroot de veiligheid en voorkomt het blokkeren van de wielen bij een noodstop en op een wegdek dat weinig grip biedt. Zo blijft de auto onder alle omstandigheden bestuurbaar. Alle belangrijke onderdelen van het systeem worden voor en tijdens het rijden door een elektronisch systeem gecontroleerd. Bij het aanzetten van het contact gaat het ABS-controlelampje even branden.
DYNAMISCHE STABILITEITSCONTROLE (ESP) Dit systeem werkt in combinatie met het ABS en is tevens een aanvulling op het ABS. Als er een verschil ontstaat tussen de koers van de auto en de koers zoals die door de bestuurder gewenst is, grijpt het ESP automatisch in door een of meer wielen af te remmen en het motor- koppel te verminderen, om ervoor te zorgen dat de auto in het juiste spoor blijft.
WAARSCHUWING SNELHEIDSOVERSCHRIJDING Waarschuwing snelheidsoverschrijding Bewaking van een ingestelde maximumsnelheid. Druk kort op de bediening E om deze functie te activeren. Om een gewenste waarschuwingssnelheid te programmeren of te wijzigen drukt u, zodra u deze snelheid heeft bereikt, enige seconden op de bediening E (op het middenpaneel van het dashboard) tot u een bevestigingsgong hoort.
PARKEERHULP Werking Bij het inschakelen van de achteruit klinkt er een geluid dat aangeeft dat de parkeerhulp is ingeschakeld. Op het display verschijnt de afbeelding van een auto. Ver- volgens kunnen obstakels die zich achter uw auto bevinden worden gedetecteerd. De achterbumper van uw auto is voorzien Opmerkingen: van parkeerhulpsensoren.
OPENEN EN SLUITEN AUTOMATISCHE VERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN Vergrendelen van binnenuit Als alle portieren goed gesloten zijn, kunt u met behulp van de schakelaar A de auto centraal vergrendelen en ontgrendelen. Het openen van de portieren van binnenuit blijft altijd mogelijk. Als een van de portieren of de achterklep open staat of niet goed dicht zit, vindt de centrale vergrendeling niet plaats.
Pagina 72
OPENEN EN SLUITEN U heeft op twee manieren toegang Sluiten van de bovenste en onder- Ontgrendelen in noodgevallen tot de koffer: ste achterklep In geval van een storing van de ontgren- delfunctie van de bovenste achterklep, kan Open de bovenste achterklep 1 door op Sluit eerst de klep 2 en daarna de klep 1.
VENTILATIE - VERWARMING Let op: de automatische regeling komt tot stand via een temperatuursonde op het dashboard (zie A); dek deze nimmer af. C2-2006-01-ENG.indd Sec1:69 C2-2006-01-ENG.indd Sec1:69 BAT-C2_2006-01_ NEL_indexe.indd Sec1:69 BAT-C2_2006-01_ NEL_indexe.indd Sec1:69 24/03/2006 17:13:44 24/03/2006 17:13:44 25/04/2006 11:17:21 25/04/2006 11:17:21...
Pagina 74
VENTILATIE - VERWARMING Luchttoevoer Airconditioning Let erop dat het luchtinlaatrooster onder de voorruit niet verstopt Ook in koude seizoenen is het gebruik van de airconditioning nut- raakt (dorre bladeren, sneeuw enz.). tig. Het systeem haalt vocht uit de lucht en voorkomt daarmee het beslaan van de ruiten.
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING Airconditioning De airco-installatie werkt alleen bij draai- ende motor. Druk op de toets op het bedieningspa- neel. Lampje aan = systeem in werking Voor een doeltreffende werking van de airconditioning moeten alle ramen gesloten zijn. Zet de bediening van de aanjagerknop 3 niet op "0", omdat de lucht anders niet gekoeld kan worden.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING 2. Display 3. Temperatuurregeling De gewenste temperatuur kan met behulp van de druktoetsen wor- den ingesteld: 1. Automatische werking Verlagen van de temperatuur. Dit is de normale stand voor het gebruik van het Verhogen van de temperatuur. systeem. Stel de temperatuur in op ongeveer 22°C voor een optimaal comfort.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING Handmatige bediening van bepaalde functies Het is mogelijk om een of meer functies handmatig te bedienen, terwijl de automatische werking van de overige functies gehandhaafd blijft. Het lampje "AUTO" zal in dat geval doven. 4. Airconditioning 6. Luchtverdeling Druk op de toets op het bedieningspaneel.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING 7. Luchthoeveelheid Ontwaseming - Ontdooiing Regeling van de aanjagersnelheid. Druk op de Tijdens de werking brandt het lampje en wordt het toets : symbooltje weergegeven op het display. Wanneer u deze toets bedient, schakelt u de func- tie voor het snel ontdooien van de voorruit en de zijruiten in.
ACHTERZITPLAATSEN Om het verrichten van handelingen vanuit de kofferruimte te vereenvoudigen, is het raadzaam de onderste kofferklep te sluiten. C2-2006-01-ENG.indd Sec1:75 C2-2006-01-ENG.indd Sec1:75 BAT-C2_2006-01_ NEL_indexe.indd Sec1:75 BAT-C2_2006-01_ NEL_indexe.indd Sec1:75 24/03/2006 17:13:53 24/03/2006 17:13:53 25/04/2006 11:17:22 25/04/2006 11:17:22...
ACHTERZITPLAATSEN De functie 3 is beschikbaar op alle auto's. De andere functies zijn, afhankelijk van de uitvoering van de auto, beschikbaar. Hoofdsteunen achterin Er zijn twee standen voor de hoofdsteunen achterin: • ingeschoven, voor wanneer de zitplaats vrij is. • de uitgetrokken stand, om de veiligheid van de inzittenden te waarborgen.
OPSTELLING VAN DE STOELEN VOOR HET VERVOER VAN LANGE VOORWERPEN ACHTERZITPLAATSEN Door de stand van de achterstoelen te wijzigen, kunt u de bagageruimte afstemmen op de omvang van de bagage. Gebruik als veiligheidsvoorzorg de sjorogen in de koffervloer. Uitvoering met 4 Uitvoering met neergeklapte Uitvoeringen met opge- zitplaatsen...
AIRBAGS Uitschakelen passagiersairbag Als u op de voorstoel een kinderzitje met de rugleuning in de rijrichting wilt gebruiken, moet u de passagiersairbag voorin uitschakelen. Dat gaat als volgt: • Zet het contact uit en steek de sleutel in de schakelaar A. •...
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN De volgende ISOFIX kinderzitjes zijn goedgekeurd (1) voor uw auto: KIDDY ISOFIX (1): Dit kunt u kopen bij een CITROËN-dealer. Het kan met de rug in de rijrichting worden gemon- teerd voor kinderen onder de 13 kg of met het gezicht in de rijrichting voor kinderen die tussen 9 en 18 kg wegen.
Pagina 84
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN Kinderzitjes die met de autogordel Plaats(en) Gewicht van het kind worden vastgezet <10 kg en <13 kg 9 - 18 kg 15 - 25 kg 22 - 36 kg De volgende tabel geeft per zitplaats in de (categorieën 0 en ( c a t e g o r i e ( c a t e g o r i e...
BINNENVERLICHTING 1. Plafonniers Verplaats de bediening 1 in de 3 volgende standen. In deze stand gaat de plafondverlichting branden bij het openen van een portier of de achterklep. In deze stand is de plafondverlichting uitgeschakeld en permanent gedoofd. De leesspots zijn uitgeschakeld. In deze stand brandt de verlichting permanent.
COMFORT IN DE AUTO Onderste dashboardkastje Bergruimte/cd-speler Bergvakken in de middenconsole ventilatie voor Openen: trek aan de greep en laat het klepje zakken. Hieruit stroom dezelfde gekoelde lucht als uit de ventilatierosoters. Het dashboardkastje heeft een opbergvoor- ziening voor de boorddocumentatie. LET OP Houd, i.v.m.
COMFORT IN DE AUTO Opbergvakken in de voorportieren Aansteker Asbak Werkt bij aanzetten van het contact. In de blikhouders op de middenconsole en in de bergvakken van de zijpanelen ach- Druk op de knop en wacht tot de aansteker ter kan een uitneembare asbak worden naar buiten komt.
COMFORT IN DE AUTO Zonnekleppen Handgrepen/Kleerhangerhaak Bergvakken Klap de zonneklep neer om te voorkomen Aan de binnenzijde van de onderste achter- dat u verblind wordt door de zon. Schijnt klep zijn riemen bevestigd, waarmee u de de zon van opzij via de portierruiten naar bagage in uw koffer kunt vastzetten.
HOEDENPLANK Aanbrengen Verwijderen • Open de bovenste achterklep. • Open de bovenste achterklep. • houd de hoedenplank met de onderkant naar u toe. • Neem de koorden van de hoedenplank los van de haken. • plaats de twee scharnieren in de uitsparingen in de bekleding van de bovenste achter- klep.
OPENEN VAN DE MOTORKAP Motorkapsteun: trek de steun los en draai Motorkap Druk tegen de hendel A boven de grille, hem zo dat hij in opening 1 valt en vervol- rechts van het chevronsteken, en licht de Voer deze handeling alleen uit als de gens naar de opening 2.
NIVEAUS ZIE OOK HET HOOFDSTUK: VOORZORGSMAATREGELEN Luchtfilter Motorolie Remvloeistof Volg de instructies in het onder- Controleer het oliepeil als de auto Het remvloeistofniveau moet zich houdsboekje op. op een vlakke ondergrond staat tussen de merktekens MIN en en de motor al minstens 10 minu- MAX op het reservoir bevinden.
Pagina 96
HDi 70-MOTOR Het brandstofcircuit staat onder hoge druk: In de HDi-motoren is veel hoogwaardige technologie toegepast. WERKZAAMHEDEN AAN DIT CIR- CUIT ZIJN NIET TOEGESTAAN. Laat werkzaamheden aan deze motoren daarom altijd over aan het personeel van een CITROËN erkend bedrijf, dat daar speciaal voor is opgeleid.
Pagina 97
NIVEAUS Koelvloeistof bijvullen Het vloeistofniveau moet zich tussen de merktekens MIN en MAX op het expansie- vat bevinden. Vul zonodig koelvloeistof bij. Laat het koel- systeem van de auto nakijken bij een CIT- ROËN erkend bedrijf als u meer dan 1 liter moet bijvullen.
BRANDSTOFTOEVOERSYSTEEM VAN DE DIESELMOTOR HDI 70-MOTOR Indien de motor niet bij de eerste poging wil aanslaan, wacht dan 15 seconden alvorens opnieuw te starten. Wil de motor na verscheidene pogingen nog niet aanslaan, herhaal dan de hande- ling vanaf het begin. Geef, terwijl de motor stationair draait, iets gas om het ontluchten te voltooien.
12-VOLTS ACCU Starten van de motor na het aansluiten van een losgenomen accu • Zet het contact aan. • Wacht ongeveer 1 minuut voordat u de startmotor inschakelt. In deze tijd kunnen de elek- tronische systemen zich resetten. Het opnieuw invoeren van de autoradiocode kan nood- zakelijk zijn.
12-VOLTS ACCU Starten met een hulpaccu Als de accu leeg is, kunt u de auto met behulp van een hulpaccu of de accu van een andere auto starten. A. Lege accu, aangesloten op de auto (Onder de motorkap). B. Hulpaccu. C.
ZEKERINGEN Zekeringkast Onder het dashboard en in het motorcompartiment bevindt zich een zekeringkast. Zekeringen onder het dashboard Om de zekeringen onder het dasboard te kunnen bereiken, trekt u de toegangsklep los door enkele vingers in de uitsparing tussen de onderkant van het dashboard en het stuur te steken. Zekering vervangen Voordat u een defecte zekering vervangt, moet u eerst de oorzaak van de storing opsporen en verhelpen.
Pagina 103
ZEKERINGTABEL ZEKERINGEN ONDER HET DASHBOARD Nummer Stroomsterkte Functie Airbags 10 A Diagnoseaansluiting – Koppelingscontact – Stuurhoeksensor 30 A Ruitbediening achterin 30 A Ruitensproeiers 20 A Klokje – Bedieningstoetsen op het stuur – Radio – Display 30 A Aanstekers – Klokje – Plafonniers – Make-upspiegeltje 15 A Alarm 15 A...
Pagina 104
ZEKERINGEN Zekeringen in de motorruimte Zekeringkast Om de zekeringkast in het motorcomparti- ment te kunnen bereiken, verwijdert u eerst de kap van de accu en klikt u vervolgens het deksel los. Sluit de kap na afloop van de werkzaam- heden zorgvuldig. Ingrepen aan MAXI-zekeringen, die een extra bescherming bieden en die zich in de zekeringkasten bevinden, zijn uitsluitend voorbehouden aan een CITROËN erkend bedrijf.
ZEKERINGTABEL ZEKERINGEN IN DE MOTORRUIMTE Nummer Stroomsterkte Functie 20 A Detectiesonde water in diesel 15 A Claxon 10 A Ruitensproeiers 20 A Koplampsproeiers 15 A Brandstofpomp 10 A Stuurbekrachtiging 10 A Koelvloeistofniveau 20 A Startmotor 10 A Computers (ABS, ESP) Bedieningscomponenten motormanagement (bobine, elektroklep, lambdasonde, injectie) –...
BRANDSTOF TANKEN Stop met tanken als het vulpistool al drie keer is afgeslagen, aangezien er anders storin- gen in de werking van uw auto kunnen optreden. Inhoud brandstoftank (in liter): ongeveer 41. BRANDSTOFSOORT Tegen de binnenkant van de brandstoftankklep zit een sticker met informatie over de toege- stane brandstofsoort.
LAMPEN VERVANGEN Koplampunit voor Dimlichten 1 Parkeerlicht Grootlicht 2 Dimlichten Kantel de metalen veer van de toegangs- 3 Grootlicht klep tot de lampen weg. 4 Richtingaanwijzer Open de klep. Let op: onder bepaalde omstandigheden Maak de stekker los. kan de binnenzijde van het koplampglas beslaan.
LAMPEN VERVANGEN Knipperlicht voor Parkeerlicht Zijknipperlicht Draai de lamphouder een kwartslag en trek Open de klep. Om de lamp van het zijknipperlicht te ver- eraan. vangen, drukt u de unit naar voren of naar Trek aan de lamphouder zodat de lamp los- achteren om het los te klikken en naar u toe Neem de lamp uit.
LAMPEN VERVANGEN Mistlampen voor Plafondlamp Verlichting Raadpleeg een CITROËN erkend bedrijf. Trek de transparante kap van de binnen- Trek de verlichting los om de gloeilamp te verlichting los om de gloeilamp te kunnen kunnen bereiken. Lamp: H1 bereiken. Lamp: W 5 W Lamp: W 5 W Leesspots Trek de transparante kap van de binnen-...
Pagina 111
LAMPEN VERVANGEN Achterlichtunit Demonteren Ga na welke lamp defect is. Draai moer A los vanuit het interieur. Trek de lampunit naar buiten. Lampen: Trek de voedingsstekker los. 1 Rem- en parkeerlichten: P 21 W / 5 W Trek de lamphouder los. 2 Richtingaanwijzers: PY 21 W 3 Achteruitrijlamp: P 21 W 4 Mistachterlicht: P 21 W...
LAMPEN VERVANGEN Derde remlicht Kentekenplaatverlichting Om de lamp te bereiken opent u eerst de Trek de transparante kap los en neem de bovenste achterklep, verwijdert u vervol- lamphouder uit. gens de hoedenplank en draait u de schroe- Lamp: W 5 W ven van de lampunit los.
VEILIGHEIDSADVIEZEN Trekhaak Wij adviseren u de montage van deze voorziening over te laten aan een CITROËN erkend bedrijf, aangezien hij bekend is met de sleepgewichten van de auto en over de benodigde instructies beschikt met betrekking tot een dergelijk veiligheidssysteem. Afmetingen (in meters) A: 0,71 Set allesdragers...
WIEL VERWISSELEN Lichtmetalen velgen Als uw auto is uitgerust met lichtmetalen velgen en een reservewiel van plaatstaal, dan is het niet abnormaal wanneer u bij de Toegang tot de gereedschappen Gereedschap montage van het reservewiel constateert 1. Wielsleutel. Zo bereikt u de gereedschapsdoos: dat de ringen van de wielbouten niet tegen 2.
WIEL VERWISSELEN Bandenspanning Deze staat op de sticker aan de binnenkant van het linker voorportier. Zie "Identificatie" en "Gebruiksvoorzorgen". Reservewiel uitnemen Reservewiel terugplaatsen ADVIES Open de onderste achterklep. Berg de krik en de slinger in de houder in het reservewiel op en schuif het wiel in de De wielbouten zijn specifiek voor elk type Verwijder de afsluitdop A met behulp van de wieldrager.
WIEL VERWISSELEN Demonteren 1. Zet de auto op een vlakke en horizontale ondergrond. Zet de parkeerrem vast. Zet het contact af en schakel, afhankelijk van de oriëntatie van de auto ten opzichte van de helling, de eerste versnelling of de achteruitversnelling in. 2.
LEKKE BAND Is uw auto niet voorzien van een reser- Advies - Aanbevelingen vewiel, dan bevindt zich in de koffer een reparatiespuitbus voor een lekke band. Een lekke band moet altijd van de velg worden verwijderd om te controleren of er Gebruik van de reparatiespuitbus soms ook nog andere beschadigingen zijn voor een lekke band...
SLEPEN - TAKELEN Verwijderbaar sleepoog Het sleepoog is demontabel en monteer- baar aan zowel de voor- als de achter- zijde van de auto. Het is opgeborgen bij de gereedschapset onder de rechter voorstoel of bij de set van de reparatiespuitbus in de koffer.
BRANDSTOFVERBRUIKSCIJFERS (IN LITER/100 KM) 1.1i - 61 1.4i - 75 1.4i - 75 1.6i 16V - 110 1.6i 16V - 125 Type motor 1.4i 16V - 90 ch HDi 70 HDi 70 BVMP Berline - Service BVMP BVMP BVMP Stop & Start In de stad Uitstoot van CO 90 km/uur...
IDENTIFICATIE Constructeursplaatje (sticker) A. Boven de slotvanger van het linker voorportier. 1. EU-goedkeuringsnummer. 2. VIN-nummer. 3. Totaal toelaatbaar gewicht. 4. Totaal treingewicht. 5. Maximumgewicht op de vooras. 6. Maximumgewicht op de achteras. B. Ingeslagen VIN-nummer C. VIN-nummer onder de voorruit D.