Rijden met uw auto
• Er zijn zebrapadmarkeringen of
andere symbolen op het wegdek
aangebracht.
• Op de rijstrookmarkering in een
tunnel zitten olievlekken, enz.
• De rijstrook verdwijnt plotseling,
bijvoorbeeld bij een kruispunt.
Als externe factoren van invloed
zijn
• De
helderheid
van
omgevingslicht
plotseling, bijvoorbeeld wanneer u
een tunnel in of uit rijdt of onder
een brug door rijdt.
• De
omgeving
is
niet
genoeg, bijvoorbeeld wanneer de
koplampen niet zijn ingeschakeld
in het donker of wanneer de auto
door een tunnel rijdt.
• Er
bevindt
zich
rijstrookafbakening,
betonblokken, een geleiderail en
reflectorpaal op de weg, die
onbedoeld door de camera wordt
gesignaleerd.
5-168
• Wanneer
straatlantaarn
tegemoetkomende auto op een nat
wegdek of een plas op de weg
wordt gereflecteerd.
• Het blikveld voor wordt gehinderd
door de schittering van de zon.
• Er is onvoldoende ruimte tussen u
en
uw
rijstrookmarkering
signaleren of de voorligger rijdt op
het
de rijstrookmarkering.
verandert
• U rijdt op een steile helling, over
een heuvel of op een bochtige
weg.
• Slechte
helder
zorgen voor overmatige trillingen
tijdens het rijden.
• De omgevingstemperatuur van de
binnenspiegel is hoog als gevolg
van direct zonlicht, enz.
een
• De herkenning door de sensor
zoals
wijzigt plotseling wanneer over een
verkeersdrempel wordt gereden,
een steile helling wordt op- of
afgereden of over een naar links of
rechts
hellende
gereden.
licht
van
een
of
voorligger
om
de
te
kunnen
wegomstandigheden
weg
wordt
Als het zicht naar voren slecht is
• De voorruit of de cameralens wordt
geblokkeerd door vuil e.d.
• De voorruit is beslagen; een helder
zicht op de weg is niet mogelijk.
• Er is iets op het dashboard, enz.
geplaatst.
• De sensor kan de rijstrook niet
waarnemen als gevolg van mist,
zware regenval of sneeuw.